Super User

Super User

maandag, 29 oktober 2012 15:40

1930-12-02

EIDA

Dinsdagavond 2 dec.’30

Geliefden –

Nu wil ik allereerst m’n zusje eens toespreken, die zoveel lange brieven aan ons richtte. Lieve Em, het meest frappeerde me in één van je brieven dat je margarine op je brood eet en ik kan niet nalaten je in hoge mate te bewonderen. Dat jij, aristocrate, afstammelinge van zulke fijn-tongige ouders je tot zoiets kunt vermannen. Nu zie ik in, dat je niet langer “het kleine Zusje” bent, maar een werkelijke jongedame op kamers, die zich in dit leven in veel heeft te schikken. Toen ik las van het kabaal in de pijp van je vaste wastafel veroorzaakt door anderen, moest ik denken aan de slaapkamer van T. Leidie met waskommen en –kannen en aan de dunne dekentjes, te smal voor het bed, waaronder ik maar niet warm kon worden ’s winters en net als jij was ik ook om die redenen extra blij als het vrijdag was! Het is toch maar gelukkig dat wij altijd zo’n toevluchtsoord hadden/hebben en dat jij niet te veraf woont om het te gebruiken. – Nog wat anders, over je verpleegsterschap. Zeg nu maar niet “houd je mond” zoals Dr. Kuyer altijd zei wanneer ik hem een goeie (?) raad wou geven om me eerder naar huis te laten gaan!, want dan zeg ik ook tegen jou, zoals tegen hem: ik heb toch recht van amendement! – Ik heb nu erg lang verpleegsters kunnen bestuderen en ik weet niet anders dan dat het een erg vermoeiend en zeer menslievend en ook nog ondankbaar baantje is. Je sjouwt [2] aan een stuk door en je mag geen kritiek op je patiënten hebben. Je moet doen alsof je ze in hoge mate sympathiek vindt. Bedenk dit, dat het niet allemaal mensen uit onze stand zijn, die je onderhanden zult moeten nemen. Ik denk hierbij aan m’n laatste kamergenote, die over de meest onsmakelijke dingen mopjes tapte. Ik ging er nooit op in, maar deed of ik niets hoorde, maar een verpleegster moet nog glimlachen ook, zij mag zich niet ergeren, want juist de opgeruimdheid en vrolijkheid maken een mens beter. Ik zeg niet dat jij die eigenschappen niet bezit, daarvoor ken ik je te goed, maar om ook als je moe bent (je hebt veel werkuren op een dag), en misschien geen prettige omgang hebt na je werk en geen gezellige kamer (intern) altijd in je evenwicht te zijn, lijkt me een enorme toer. Sinds wij weg zijn, ben je blijkbaar al erg veranderd (zie de margarine!) dus misschien durf je dit aan – gaarne antwoord met jouw inzichten.

Ondertussen zijn jullie al haast aan Oudjaar toe en al terugkijkend op dit jaar, zeggen we “volgende keer beter”. Jullie 3 kinderen zijn eensgezind in dit jaar ziek geweest om niet voor elkaar onder te doen. Aldus springen we met ons allen, levendig en wel, uit het “verdomhoekje” vandaan en gaan weer van de “zonzijde” genieten, wat een pret. Ziehier mijn Oudejaarsavond preek. Dus nu meteen: Gelukkig Nieuwjaar! Weest overtuigd dat wij hier in de verte ons voornemen dit ook zelf ten uitvoer te brengen. –  

Dus nu de gewone zaken: Hok heeft weer Gemeenteraadsvergadering gehad, [3] nu over de begroting en hij werd tot secretaris gepromoveerd voor één keer en zit nu de notulen uit te werken. Hij doet alle pogingen om mij te dresseren, als voorbeeld Jaap en Katy nemend! Katy zegt nl. geen stom woord meer wanneer Jaap ook maar één boek openslaat. Ik ben bepaald moeilijk in dat opzicht! Over het algemeen kan ik heel goed m’n mond houden, maar er zijn bepaalde uren van de dag dat veel woorden me goed doen! Als Hok middenin een zin is, mag ik niks zeggen en het lastige is dat hij juist altijd middenin zinnen schijnt te zijn! Ik heb een zwaar hoofd in m’n algehele onderwerping, maar ik leer langzamerhand wel hoe m’n man te behandelen – eerstdaags komt er dus een handleiding van me uit! – Wat mijn onderdanen betreft, die doen het elke dag beter, alleen met m’n knieën heb ik nog last, maar ik zal daar maar eens speciaal mee oefenen. Iedereen wil me komen opzoeken. We hebben Juffr. Potjer al gehad, maar na afloop duizelde het me wel een beetje, ze praat ook vlug en veel. Hok heeft gelukkig de conversatie ter hand (!) genomen. Het is raar, maar het is net of ik twee maanden van de wereld ben afgesloten geweest, een winterslaap heb gedaan! Ik ben converseren absoluut verleerd, trouwens in de 9 maanden kon ik het ook niet goed. Toen interesseerde me de boel zo weinig, ik moet het weer aanleren. Zwijgzame mensen worden voorlopig geweerd. – Ik hoop erg dat je naar de Huishoudschool receptie bent gegaan, dat je het nieuwe eens voor ons [4] kiekt. Leuk dat Tante Jacq. overkwam. Een wonder dat ze nu zo weinig last meer heeft van reumatiek nu Annetje in Den Haag woont! Dat heb je haar zeker ook gezegd hè. Wat worden jullie angstig knap in het Maleis – ik zal verplicht zijn er ook nog wat in te studeren, om niet al te zeer bij jullie achter te staan! – Wij krijgen jullie brieven niet dadelijk van Medan, luchtpost doet niks voor niks! – Je schrijft over kalk die me beter zal maken en nu moet ik je vertellen van die kalkinjecties. Dr. Sparmann gaf ze gelukkig zelf en wel in m’n slagader aan de binnenkant van m’n elleboog, hij waarschuwde gelukkig van te voren, want ik stond opeens in brand van binnen, een allergekst gevoel in al je ledematen tot je kleinste vinger en teen. Ik schroeide haast! Het is gek dat je op den duur niet ongevoelig wordt voor injecties. Je gaat ze juist telkens meer voelen, maar ze duren gelukkig meestal kort, maar de ene Zuster kan ’t beter dan de andere. Van de nachtzuster voelde ik het ongeveer niet, maar Zuster Valencia was zo bang me pijn te doen dat ze de naald er niet met vaste hand in prikte, maar vlak onder de huid schoof, waar je juist het gevoeligst bent. Maar dankzij de morfine voelde ik het toch niet zo erg en het liet me vrij koud. – De dokter is hoogst enthousiast net weer vertrokken. Hij vertelde dat hij aan alle doktoren die hij ziet, vertelt van mijn bevalling en dat ze er geen van allen ooit van gehoord hebben. Bijzonder toch! Ik moet nu m’n knieën oefenen. Dr. Kuyer is zo’n echt gezellige man, hij bleef erg lang en toen moesten we nog eten en nu om 10 uur ben ik net klaar, Hok een half uur eerder!! Dag Eida

[5]

HOK

G. De dokter is net geweest. Hij kwam toen ik net een graat van een tong (vis!) in mijn keel had. Die graat ging blijkbaar niet meer voor de dokter vanzelf weg. Over Eida was hij erg tevreden, hij vond haar er erg goed uitzien, althans niet als iemand die al zoveel achter de rug heeft. Het gaat dus erg snel naar zijn zin. Gisteren heb ik commissionale begrotingsvergadering gehad, waarbij ik tot rapporteur benoemd ben, met het gevolg, dat ik de notulen te maken heb. Erg vervelend werk. Gelukkig zijn die al klaar. Ook mijn publicatie is klaar. Hij komt deze week uit. Er is heel veel over te doen geweest. De Jongh had geen overwegend bezwaar, dat ik haar in een niet-dienst periodiek plaatste – hoewel die qua inhoud daarin hoort. Eerst was hij bang, dat ik me met de nieuwe ideeën die daarin geuit worden, zou blameren. Nou, dat was een oordeel van iemand die het werk niet kan beoordelen! Ik gaf hem de verzekering dat hij daarvoor niet bevreesd hoeft te zijn, want dat alles verantwoord is. Met de Jongh heb ik ook geen last gehad, maar wel met het onderhoofd van de Dienst, die tevens hoofdredacteur van het tijdschrift is, waarvan ik ook redacteur ben. Het onderhoofd is een versleten oude heer, goedig, maar absoluut besluiteloos. Toen hij hoorde dat de Jongh wel enige bezwaren had, toen had hij natuurlijk absoluut bezwaar tegen plaatsing. En ik zei, daar komt niets van in, ik ben zelf redacteur en ben de enige die mijn werk beoordelen kan. De bezwaren die het onderhoofd had waren ook alle van secundaire aard, het primaire bezwaar was eigenlijk geen bezwaar, maar alleen om geen moeilijkheden met de Jongh te krijgen, die bij voorbaat er niet waren, omdat de Jongh tenslotte toch zijn toestemming voor publicatie had gegeven. Ik heb me toen verzekerd van de stem van de derde [6] redacteur en het stuk meteen laten zetten. De volgende dag vroeg de hoofdredacteur me hoe het met het stuk stond, waarop ik antwoordde dat het al naar de drukker was. “Zo, doet u het op eigen houtje” was zijn antwoord, waarop ik nijdig werd, en zei, dat ik zelf redacteur was en de derde ook voor plaatsing was. Daar kon die goede man niet bij, want in zijn idee is hij de man die alles te zeggen heeft, terwijl zijn mede redacteuren slechts correctie-bazen zijn. Het enige wat ik van die hoofdredacteur nu nog gemerkt heb, is, dat de Jongh naar mij toekwam om me zijn verwondering te zeggen, dat ik buiten de hoofdredacteur om het stuk had weggezonden. “In mijn redacteurtijd zou het niet gebeurd zijn” zei hij. Toen was ik nogmaals gelaaien, en zei, dat in de redactie het democratisch principe heerst, en elke redacteur gewoon of hoofdredacteur een gelijkwaardige stem heeft, tenzij het bij ons anders is, maar dan leg ik meteen mijn redacteurschap neer. Toen zette de Jongh zich schaakmat door te zeggen, dat de dienstleiding met deze zaak niets te maken heeft. Het typeert de lamlendigheid van de hoofdredacteur dat hij het diensthoofd op me afstuurt. En het geval wil, dat tot nu toe ik alleen, vrijwel alles te zeggen heb over plaatsing of weigering van artikelen, en dat ik al het redactiewerk doe. Maar nu komt de zaak principieel in de Algemene Vergadering, en er zal gesproken worden over de verhouding hoofdredacteur - redacteur - diensthoofd, etc. De oude heren beschouwen ons als broekjes, en ik erken boven mij alleen personen, die werkelijk boven mij staan, ze zullen mij niet in een hoek kunnen dringen. Hoe dan ook, het stuk is in veilige haven, de enige die er gehavend vandaan komt, is de hoofdredacteur, want ook de derde redacteur is geladen en is absoluut voor mij.

Dag Hok.

maandag, 29 oktober 2012 15:37

1930-11-27

HOK

27/XI ‘30

G. Per aspera ad astra.[1] Eida is weer thuis: “veel eten, veel drinken en vrolijk zijn”, was het doktersrecept, toen hij eergisteren haar kwam bezoeken. Het kan in een studentensociëteit als spreuk opgehangen worden. – Twee maanden vrijgezel zijn, is niets gedaan. Het huisje van ons is nu weer gezellig en warm. Al die narigheden die we gehad hebben, hebben nog een positieve zijde: de vreugde van het behouden hebben. – Vader vroeg wat de Volksraad is. Het is een parlement in wording. Het moet de regering adviseren. Een echt parlement is het nog niet, daar het slechts een college van advies is en geen ordonnanties kan afstemmen. Velen zeggen dat het een klets-college is, maar dat zeggen zij die kortzichtig zijn. De verkiezing heeft op 3 jan. ’31 plaats. Of ik kans heb, al sta ik no. 2 op de lijst der Wilde Partij, weet ik niet. Ik ben nog zo’n onbekende. Mijn promotor, een zittend lid, geeft me veel kans: mijn academische titels zullen veel stemmen trekken. Ik merk hoe langer hoe meer, dat ik naast wetenschapsman ook in sociaal gebied grote belangstelling heb. Ik voel het ook als burgerplicht. Aan de andere kant lijkt het alsof ik tweeslachtig ben, en niet weet wat ik wil. Mijn collega’s zullen wellicht zo denken, maar ik geloof niet, dat het zo is. Want, wat voor een Hollander geldt, geldt niet voor ons. De Hollandse maatschappij is al zeer gedifferentieerd, al te zeer zelfs. Zo erg is het, dat men politiek als een minderwaardig iets beschouwt: eerzuchtbevrediging. Ik vind van niet. Voor elk beroep moet men een zekere eerzucht hebben, stimulans. De Chinese maatschappij is niet gedifferentieerd, zij is eenzijdig, nl. middenstand en handelstand. Houw zei mij: “als jij de prestige der Chinezen verhogen kan, heb je al veel bereikt”. Zo denk ik ook. Het Volksraadslidmaatschap vergt de gehele man. Mijn wetenschappelijk werk zal 6 maanden in het jaar stagnatie ondervinden. Maar dat is niet erg. Een professoraat ambieer ik momenteel niet. Dat komt misschien nog, wanneer ik wat ouder ben en wat meer professionele waardigheid en pedanterie krijg. En mijn wetenschap heb ik nu al bereikt, wat anderen niet hebben kunnen vinden. Geluk was er natuurlijk bij in het spel. Ik heb namelijk net een publicatie klaar, die min of meer de basis legt voor de stratigrafische wetenschap[2] van Indië. Van de zijde van enkele der Hollandse proffen verwacht ik kritiek, echter die meer uit jalousie-de-métier, dan uit zakelijkheid zal voortkomen. Mijn chef heeft mij de publicatie daarvan afgeraden. Het is te revolutionair, en daarom wachten… en ik antwoordde: “waarop wachten, ik heb de nodige zelfkritiek om te weten, dat mijn waarnemingen, – voor zover mijn materiaal reikt  – juist zijn. Het kan zijn, dat mijn theoretische beschouwingen niet volkomen juist zijn, dat is zo erg niet, ofschoon het natuurlijk niet zo prettig zou zijn, maar ik kan het werk volledig verantwoorden, er staat niets in wat fantasie is”. Het bleek, dat die chef bang is geworden voor nieuwlichterij, de inhoud van mijn werk zelf kan hij niet beoordelen. Voor een paar maanden was hier nl. iemand die ook iets nieuws dacht te hebben gevonden, maar die man heeft niet anders dan onzinnige gedachten gepubliceerd… – en de vergelijking met die man, die ik nota bene nog de techniek van publicatie moest leren, heb ik als een persoonlijke belediging aangevoeld en heb ik de publicatie van mijn stuk doorgezet.

Dag, u merkt, dat ik erg tevreden over mij zelf; ik vind het ook, maar dat komt, omdat ik Eida weer in me zelf heb. Hok

EIDA

Liefjes – Ik zie, mijn man heeft een gepast gevoel van eigenwaarde! Maar hij is ook een bijzondere man, al zeg ik het zelf! Hij doet de ingenieurs hier perplex staan over zijn besliste mening in alle aangelegenheden. Hij loopt van een vergadering, die anderen uitschreven weg, omdat hij zijn tijd beter kon gebruiken, daar hij vond dat er onnuttig gezwamd werd! Hoort hij niet goed bij mij! – Lievelingen, ik schreef net een uitgebreide verjaarsbrief aan Moeder, maar ik kan jullie wel even vertellen dat niets zaliger is dan om weer thuis te zijn (sinds 5 dagen, 22 november)! Ons gezellig huis waardeer ik nu dubbel en wijzelf zijn niet meer uit ons “hum” te krijgen! – Elke dag ben ik al een stuk beter, te merken aan m’n benen en de twee treetjes naar de tuin. Ik loop ze nu al zo af; op gaat nog minder goed, maar vanmorgen toch al weer beter. Elke avond wandelen we 2 bomen op de weg verder – over een maand is alles weer in orde, zegt de dokter. Maar het zou me verwonderen als ik dan b.v. alweer kon tennissen. Vanmorgen heb ik weer enige mensen voor bloemen bedankt, elke dag komen er weer nieuwe stukken binnen, en dan was [2] waarachtig vanmorgen de bloemenman kwaad dat ik niks wou kopen!

Ik lig ’s morgens buiten op de divan in de schaduw van het huis, waar anders het wiegje gestaan had. – Kasan zet altijd trouw de leestrommel naast me. Ik schrijf nu op de divan aan jullie en eet ondertussen lever – wist je dat daardoor zoveel rode bloedlichaampjes gevormd worden? – Het vlees onder mijn nagels is alweer donkerroze. Mieren schijnen ook van lever te houden, dus eet ik maar hard! De dokter was erg verrukt mij aan ’t ontbijt te treffen tussen pap, ei en lever! Maar ik wil niet te dik worden – ik kan nu zo goed in al m’n jurken, m’n buste ook – zelfs zit alles heel wijd om m’n heupen en ik hoef niet meer m’n jurk naar beneden te sjorren. En Hok heeft een nieuw naampje voor me bedacht: scharminkeltje, schandelijk hè om je vrouw zo te bespotten! – Ik draag al steeds het nieuwe korset, dat in het ziekenhuis op de naaikamer op mijn maat gemaakt is. Het leek me beter zo dan dat ik naar Holland moest schrijven en dat dan de maten misschien niet eens helemaal goed zouden zijn. – Fijn dat Anneke jullie in ’t begin steeds zoveel heeft geschreven. Maar, denk eraan dat zij wel wat al te “Sparmann”-achtig is. Hij is een knap chirurg en Dr. Kuyer heeft misschien fouten begaan, maar hij heeft me toch ook weer helemaal beter gemaakt en ik ben erg dol op hem. Sparmann heeft Kuyer enigszins zwart gemaakt bij Anneke en dat is toch niet aardig tegenover een collega. Hoe het zij: ik ben d’r weer, en jullie zullen wel met ons juichen. – Wat we met Sinterklaas doen is nog niet duidelijk – maar zodra ik alleen behoorlijk in en uit een auto kan stappen (!), zal ik maar naar de stad gaan, denk ik. Sinterklaas kun je toch niet zomaar voorbij laten gaan! – Ik zal 2 taarten bakken voor de Zusters van het Ziekenhuis en ik heb erg gedacht over rijmpjes erop, ik heb: eet dan, zegt u, E. Tan. Dat is m’n visitekaartje! Of: van ’t dankbare Tannetje en haar mannetje! – en: leve Zuster Valencia (die heeft mij verpleegd), waar vindt men haar wedergaâ?! Ik mag nl. niet alleen iets aan Zr. Valencia geven – ze moeten alles delen.

De tuin is zo mooi geworden in die 8 weken, als jullie hier komen is het een paradijs!

Vader, heb ik je al geschreven dat de rector v.h. Christelijk Lyceum met verlof wil gaan, ook in ’32 – dus voor het geval je geen plaatsvervanger kan krijgen.

Dag, lieve Engeltjes, jubelt met ons!!

Eida

[3]

G. Ik mocht Eida’s brief niet lezen! Fijn, hè, dat alles nu achter de rug is. Kuyer schreef haar vandaag: “veel eten, veel drinken en vrolijk zijn” voor. Het lijkt bijna op een studentensociëteit-kuur. Het zou zonder doktersvoorschrift ook wel vanzelf gegaan zijn, want alleen het thuis zijn al maakt haar stemming reuze.

U weet niet wat voor weelde het is weer een vrouw te hebben. Vrijgezel zijn is voor mij niets gedaan. Het huis is weer vol gezelligheid en warmte. Eida heeft zich bij thuiskomst reuze goed gehouden. Geen spoor van verdriet, ook bij het zien van al die kleertjes niet. Dus hierover kunt u gerust zijn.

We hebben een ½ cent te weinig op de enveloppe geplakt, we hebben geen postzegels meer.

Nu dag, ik moet muskieten zoeken in bed.

Hok

 



[1] Seneca: “ Langs lastige wegen bereikt men de sterren”.

[2] Stratigrafie: wetenschap die zich bezighoudt met de beschrijving en de geschiedenis der aardlagen, m.n. der sedimenten.

maandag, 29 oktober 2012 15:37

1930-11-21

EIDA

21/XI ‘30

Lieve Schatten –

Dit is een belangrijke week!: gister deed ik m’n “eerste schreden” onder leiding van Dr. Kuyer, die me opeens op m’n voeten zetten, waarop ik trots bleef staan. De vorige week “fietste” ik elke avond in bed en kroop naar ’t voeteind om m’n knieën te oefenen. Aldus: ik loop nu, d.w.z. ik doe, gelijk Moeder vroeger op de ijsbaan, ik loop van m’n bed naar de bank en terug. Me aan de muur vasthoudend. Op ’t ogenblik lig ik weer op de bank met klamme handen nog, van de loop inspanning. Het gaat werkelijk steeds beter en zaterdag waarschijnlijk naar huis!!!, na 8 weken hier. Ik ken bijna alle Zusters hier of anders kennen ze mij (pedant!). Vanmorgen werd ik naar de weegkamer gereden en we kwamen veel Zusters tegen, die allemaal even verstomd over me waren dat ik al zo ver was (ik zat rechtop en heb weer kleur!). Het is echt leuk als ze allemaal zo notitie van je nemen en zo met je meeleven. [2] Mijn Zuster, Zuster Valencia (“sinaasappelen, alles kost een dubbeltje”, zingt een mede Zuster), is geweldig trots op me, vooral nu ik veel eet (elke dag o.a. 1 ons lever om bloed te krijgen) en er weer goed uit ga zien. – Ik vergat nog te zeggen dat ik 109 pond weeg, zelfs iets groter ben geworden dan Anneke! De mode zal me nu misschien goed staan!

HOK

Eida kon niet verder met haar brief omdat haar wandeltijd aangebroken was. Fijn, vindt u niet, dat alles nu zo goed vooruitgaat. Ik denk maar niet meer aan die onzalige tijd, nu is alles weer in orde. Zaterdag, althans over een week, komt ze thuis, en dan is het feest. Het is voor mij een ongekende weelde weer iemand thuis te hebben, ik ben nu sinds twee maanden een vrijgezel, maar één die de allures van zo’n vrije niet meer heeft.

Ik herinner me de eerste dag dat Eida weg was nog zeer goed; alles was toen zo ongezellig. Maar langzamerhand ben ik eraan gewend geraakt en nu is het alleen zijn me om het even. Maar prettiger zal het natuurlijk zijn, wanneer [3] het huis weer compleet is.

Zijzelf is zeer opgewekt natuurlijk met dat vooruitzicht; ze doet niets anders dan lachen.

Met mijn werk gaat het zeer goed. U begrijpt, dat de drie weken vakantie meer, me zeer goed hebben gedaan en dat ik nu meer kan verzetten dan vroeger.

Het onderwerp waarmee ik nu bezig ben is dan ook bijzonder mooi en u zult zien, dat het geschriftje dat ik daarover publiceer, opgang zal maken.

Umbgrove in zijn professionele waardigheid schijnt het niet te kunnen aanzien, dat ik deze onderwerpen bewerk. Hij schreef me naar aanleiding van het verschijnen van een mededeling van mij, dat het hem zeer verwonderde dat ik daarin werkte, daar wij toch afgesproken hadden, dat ik me daarmee niet zou bemoeien. Nu wil het geval, dat ik me alle dagen met die onderwerpen bezig moet houden, die die heren proffen en privaatdocenten in Holland als hun privaatgebied beschouwen. Hierover heb ik aan het begin van het jaar gecorrespondeerd, en hen erop gewezen dat het niet redelijk was van mij te verlangen mijn dage-[4] lijks werk niet tot het uiterste te mogen doorwerken. Op die brief ontving ik nooit antwoord, want daarin schreef ik dat, waar het dienstbelang me de taak oplegt dit werk te doen, ik er niet aan dacht dat aan anderen over te laten. M.a.w. jelui mogen me de wet niet voorschrijven.

Nu deze kwestie acuut geworden is, zal ik mijn woordje wel doen en de heren in Holland aan het verstand brengen, dat zij mij de wet niet kunnen voorschrijven. En als antwoord op die onbetamelijke brief, zal ik tevens de betrokkenen een overdrukje sturen, waarvan ze van nijd en jalousie-de-métier groen en geel zullen zien.

Wat een egoïsme bestaat er toch, en in het bijzonder in wetenschappelijke kringen. Dat heb ik al zoveel meegemaakt, dat ik dit alles al voorzien heb, en ik dus ook voorbereid ben.

Dag Hok.

maandag, 29 oktober 2012 15:35

1930-11-14 (2)

EIDA

Lieve Schatten –

Hok heeft net van de eettafel een handige schrijftafel gemaakt. Hij kwam vandaag juist erg vroeg, om 10 voor 5, terwijl anders meestal tegen half 6. Jullie weet misschien dat ik sinds een paar dagen naar een tweepersoonskamer verhuisd ben (ik schrijf een paar, daar je hier tijd en datum vergeet en je hersens afstompen:  vanmorgen vertelde ik Anneke dat ik geen een zin meer kan maken waarbij ik niet naar een woord hoef te zoeken en we hebben erg gelachen!, die Mevrouw die met mij op de kamer lag moest telkens die woorden aanvullen!). Dit is een echte 2e klas kamer, maar nu vertrok m’n kamergenote net vanmorgen. Erg jammer. Ze had net die eigenschap van Moeder om duizenden verzen te kunnen afdraaien als je maar een woord zegt. Lied v.d. Flocke, Johanna v. R. en spreuken en citaten, nee ongelooflijk. Bovendien had ze enorme “gein” – ze kon een verpleegster plagen dat je verging van de lach, gisteravond nog. Ik had werkelijk in weken niet zo gelachen. Hierbij geconstateerd dat het me geen pijn meer doet! – Vandaag was weer een bijzondere dag. Ik werd door 4 djongossen naar de voorgalerij (die elke ziekenkamer heeft: zie kiek) gedragen, met bed en al en mocht enige uren de buitenlucht insnuiven. Ik wist niet dat je daar zo moe van wordt. – Dinsdagmorgen: gisteravond is Hok weer geweest net als vroeger toen ik alleen lag, anders is er alleen bezoekuur ’s morgens en ’s middags. Gisteravond hoorde ik de radio en er was een meneer bezig boodschappen aan Amsterdam over te brengen. Hij zei alsmaar “hier Bandoeng” en ik dacht eraan dat jullie het misschien ook hoorden en hoe grappig dat zou zijn. Ik lig weer buiten, m’n temperatuur is opeens tot niets gezakt en Dr. Kuyer en ik zijn om het hardst verrukt en maken samen gekheid. [2] Niet dat Hok niet verrukt zou zijn, nee hij brengt me telkens de mooiste bloemetjes uit de tuin en gister kreeg ik zelfs ook een paar witte rozen uit Hasan’s tuin. Terwijl Zuster Heidema, die ’s nachts een tijdje bij mij waakte, je weet wel, vergeet-mij-nietjes bracht, opdat ik niet vergeet: goed te eten, te slapen en vrolijk te zijn, aardig hè! – Ik ben hier een reuze beroemdheid, net kwam er een Zuster uit het andere deel van ’t gebouw, die zei dat ze me kende omdat ik “zo interessant gedaan” had.

Dinsdagmiddag. Dr. Kuyer komt morgen niet omdat ik nu zo goed ben. Verder vindt hij dat ik er opeens veel beter uitzie.

Ziehier het einde – fraai hè. Ik ben nu opeens veel vrolijker en ik eet meer en vlugger.

Dag Eida

HOK

Eida laat aan Vader vragen wat dit voor een taal is, en zo mogelijk de betekenis: “nebo ad liveras perchus assuro churquis, ieatse fen socchus tos aves chek nid.”

maandag, 29 oktober 2012 15:34

1930-11-14 (1)

EIDA

Bandoeng 14 nov.’30

Lieve Schatten –

Pas dichtte ik een epistel aan jullie per mail maar nu krijg ik alweer de gelegenheid om mezelf naar voren te brengen en jullie begrijpt hoe graag ik die aangrijp want je weet toch dat een zieke dolgraag over zichzelf praat! Ondertussen word ik afgrijselijk gehinderd door een oude kroontjespen, een bewegende lessenaar en een bijna lege inktpot. – Geliefden, heb jullie in de gaten hoe jolig ik ben! Je went er aan ziek te zijn d.w.z. niet opstandig in je bed te blijven liggen, maar het is toch ongelooflijk plezierig als je stappen vooruit doet. Ik heb nu geen verhoging meer en begin kleur te krijgen; vanmorgen mocht ik m’n gezicht en armen voor ’t eerst zelf wassen – groot feest want Zuster Valencia heeft m’n haren naast m’n oren al stijf gemaakt van de zeep. Ik mag nog wel niet m’n bed uit, maar vanmiddag verwacht ik veel van Dr. Kuyer. Hij is nl. gister niet geweest omdat ik te goed ben om elke dag bezocht te worden. Jullie weet nu ook nog niet dat ik elke morgen door 4 djongossen naar onze voorgalerij word gedragen om buiten te zijn. ’T abcesje aan m’n been trekt vanzelf weg, daarom zakt m’n temperatuur ook. – Er komen nog steeds maar bloemen en vruchten. Zus Ortt stuurde me weer goudreinetten, terwijl haar druiven nog niet eens op waren. De enige ramp (!) was een tak witte lelies van de Smitten, dewelke dan ook hun standplaats buiten kregen! Jullie weten nog niet misschien dat ik nu op een echte 2e klas kamer lig met een dame van 65 – niet “pond” maar “jaar”! – die me be“oma”t – ik heb nog steeds geen bezoek, slechts een paar mensen o.a. Jaap Kunst hebben mij een paar minuten bezocht. Hok heeft me anders goed bewaakt en dat is erg prettig, want [2] ook nu nog, word ik erg moe van converseren zoals met mijn kamergenote die hoogst spraakzaam is.

HOK

Even gauw een krabbeltje, over een kwartier gaat de bus. Nu ben ik even vrij van kantoor. Ik doe het elke dag om op bezoekuur een half uurtje bij Eida te zijn. Eida gaat goed vooruit, zoals u ziet. Gisteren op de gemeenteraadsvergadering vroeg iedereen naar haar toestand. – Ik heb nu meer kans om voor de Volksraad gekozen te worden, ik sta nu nummer 2 op de lijst; als ik er in kom, zal mijn tijdsindeling dan wel totaal gewijzigd moeten worden. – Op G.B. heb ik nu een zeer belangrijk werk onderhanden, ik doe alle moeite om er gauw klaar mee te komen, want dat zou voor de geoloog van zeer groot nut zijn. – Door de angstige dagen hebben we absoluut Sinterklaas vergeten. Met Moeder’s verjaardag zullen we het inhalen.

Dag Hok.

ANNEKE

G. Ik ben hier bij Eida al om half 9 gekomen, voorlezen vliegbrief klaar. Ze gaat zelf schrijven – dus dan zal ik het maar laten, dat is welsprekend genoeg. Alleen echter zeggen dat het ons allen goed gaat. Eida is nu ongeveer koortsvrij – dus we gaan goed zo. Ze ligt middenin bloemen en buiten op het voorgalerijtje en lijkt niks meer op de lijdende kiek die de vorige week met de gewone mail weg is gegaan. Ze ziet er weer beter uit door de buitenlucht.

En ik word bepaald dik van het darm-eten voor de ontlasting. –  Weet je ook iets van Latta? Ik krijg wel niets geen antwoord van haar. Blij dat jullie alle eerste berichten zo goed hebt ontvangen. Later schreef ik geen dubbele brieven meer – deze haalt ze toch in.

Anneke

maandag, 29 oktober 2012 15:33

1930-11-11

HOK

11/XI ‘30

G. Wapenstilstandsdag[1]! Hier niet gememoreerd. Eida schijnt ook wapenstilstand gesloten te hebben met de ziekteverwekkers. Sinds gister is zij ’s ochtends een paar uur buiten geweest. Niet gewandeld – we wilden dat het zover was –, maar met bed en al naar de voorgalerij van de kamer getransporteerd. Het is haar heel goed bekomen, meer eetlust, haast geen koorts, maar is er erg vermoeid van geworden. Hieruit kunt u wel opmaken, hoe zwak Eida is, dat ze van buitenlucht alleen al moe wordt. Kuyer is erg tevreden. Momenteel heeft ze een oude grootmoeder (65 jaar) als kamergenoot (ze zegt Schat tegen Eida). Het was in de eerste klasse kamer heel wat rustiger. Daar had je alleen voor jezelf bezoek voor zover dan bezoek werd toegelaten. – De doktersrekeningen zijn erg meegevallen: ƒ 330.- voor de chirurg en ƒ 150.- voor Kuyer; ƒ 450.- hebben we al aan Borromeus betaald, verder ƒ 75.-, apotheek en we staan bij Borromeus en bij de nachtverpleegster nog in het krijt. In de loop van het volgende jaar zullen we deze grote uitgaven wel te boven zijn gekomen. – Hierbij een kiek toen Eida naar deze kamer verhuisd werd. Ze zit in een ziekenwagen in de voorgalerij van haar kamer. Eerst zou ze van die gelegenheid [2] gebruik maken om door het ziekenhuis een ommegangetje – in de wagen dan – te maken, maar ze heeft er maar gauw van afgezien, het opzitten maakt haar erg duizelig. – We hopen maar dat nu het langste gedeelte voorbij is. – Morgenavond gemeenteraadsvergadering. De ziekenhuiscommissie heeft mijn opmerkingen niet ter harte genomen, waarin ik hen groot gelijk geef, omdat De betalende afdeling teveel verlies lijdt: ƒ 18.- per dag per patiënt. – Op G.B. ben ik nu bezig aan een zeer belangrijke studie, die voor de geoloog van groot nut zal zijn. Ik werk er erg hard aan, misschien komt het geraamte deze maand klaar. Oppenoorth de leider van de Java kaartering is er zeer mee in zijn sas. De pot met chrysanten (mooie pot) het dichtst bij Eida, werd haar door Mevr. Oppenoorth geschonken, de bloemen daarnaast zijn van Anneke.

Eida slikt nu de Cystopyrine die wij nog uit Holland hebben. We hadden er nog 1½ tube van over.

Wat sneu voor Mien, de naaister! Hierbij ook het kattebelletje dat ik voor de radio heb voorgelezen.

Dag Hok

Op het kaartje op de deur op de kiek staat “geen bezoek”.



[1] 11 november 1918: Wapenstilstandsdag Eerste Wereldoorlog.

maandag, 29 oktober 2012 15:28

1930-10-29

HOK

29 okt.’30

G. Hartelijk dank voor uw tweede brief per luchtmail. Een geruststelling voor ons, dat u de pech zo kalm hebt opgevat. Met Eida gaat het nu langzaam vooruit. Natuurlijk nog erg zwak, wat ook niets te verwonderen is, na al datgene wat ze heeft meegemaakt. Een minder taai lichaam als dat van Eida zou er zeker onder bezweken zijn. Twee mails heb ik overgeslagen, nl. die van de 1e en van de 8e. Ik hoop dat Anneke’s brieven u over de toestand voldoende hebben ingelicht [ANNEKE in de mailbrieven heb ik natuurlijk een uitvoerig verslag van alles gegeven]. Na het telefoongesprek kwam nogmaals een crisis, als gevolg van nierbekkenontsteking, die zeer hoge temperaturen in dat al zeer verzwakte lichaam veroorzaakte. Tot nu toe is de temp. nog niet weer normaal, hoewel er tot tweemaal toe perioden waren waarbij de avondtemp. al 37.5° was. Maar telkens kwam weer een tijd van hoge koorts die periode verstoren. Tijdens de eerste aanval van de nierbekkenontsteking was de maximale temp. 40°, bij de tweede hoge koortsperiode 39.6°, de derde waarin we nu zijn, 38.6°. Dus heel duidelijk is de tendens om te zakken. Het kan ook zijn, dat de laatste hoge koorts veroorzaakt werd door een abces, dat het gevolg was van een niet door het lichaam verwerkte kamferinjectie. Dat abces werd een week geleden opengesneden – pijnloos – maar is nu nog niet geheel verdwenen. – Gedurende de eerste 12 dagen van de nierbekkengeschiedenis heeft Eida een aparte waakzuster gehad. Het was nodig, al was het alleen om haar ook ’s nachts voedsel te kunnen geven. U begrijpt dat haar nu veel voeding, zoveel als het maar kan, wordt toegediend. De dokter is zeer tevreden met hetgeen hij al bereikt heeft. Zij is natuurlijk nog erg mager, wat logisch is, daar ze gedurende de tijd dat de operatiewond nog niet geheeld was en toen de diarree gestuit moest worden, absoluut niets binnen kreeg behalve water. Dat duurde een 10 dagen. – In de mailbrieven zult u het volledige verslag vinden van wat er gebeurd is. Of Eida nog ooit weer kinderen mag krijgen, zal een nader onderzoek moeten uitwijzen. Het zwakke punt zal steeds zijn, de niet ontwikkelde spieren van de schedewand, zodat de kans dat dezelfde complicatie met de endeldarm en daardoor de kans op infectie van de baarmoeder door de darminhoud zal terugkeren, groot is. Maar dit is van latere zorg, zodat we hierover nog niet hoeven te piekeren. – De verpleging is uitstekend. Met de zuster kan Eida het zeer goed vinden. De kosten zullen natuurlijk niet gering zijn. De directie van het ziekenhuis berekent ons nu voor de 1e klas kamer waarin Eida ligt, tweede klasse tarief: d.w.z. ƒ 10.-. Heel aardig niet; dat scheelt ons ƒ 6.- per dag. Een van Eida’s papiertjes zal verkocht moeten worden. – Vier weken lang ben ik niet op kantoor geweest. Het was onmogelijk om te werken. Mijn chef heeft mij dan ook kalm mijn gang laten gaan. – Zeer veel belangstelling hebben we ondervonden. Altijd bloemen en telefoontjes, ook van mensen die we nauwelijks kennen. – In de tussentijd ben ik kandidaat gesteld voor de Volksraad, ik sta nummer drie op de kandidatenlijst, 3 mogen er gekozen worden. Of ik kans heb, weet ik niet; er zijn tegenkandidaten. – Nog wel bedankt voor de laatste zending. Wilt u Dientje ook een en ander over Eida schrijven. Dag Hok                                                       Z.O.Z.

[2] De dokter denkt dat het nog enkele weken zal duren. Eida zelf wordt al zeer ongeduldig, een goed teken. Ik eindig maar, anders wordt de brief onleesbaar.

ANNEKE

Gelukkig zijn deze berichten aanmerkelijk gunstiger dan die van de vorige luchtmail. Ze is stukken vooruitgegaan – praat veel beter en lacht weer en wil allerlei, b.v. opstaan – dus meer energie, altijd een goed teken. –Sparmann heeft me gisteren verteld dat nieuwe kinderen best zullen mogen, ’t zij per keizersnee (tegenwoordig niets erg meer), ’t zij door opwekken van abortie na 8 mnd. Gelukkig maar. Dus wezen jullie nu maar gerust – als je deze krijgt zal ze wel weer thuis zijn. Ze is volkomen in haar evenwicht – erg verstandig, zoals jullie dochter betaamt.

Wel bedankt voor de groeten per vliegmail – en voor het schitterende pak voor Th. Hij is erg verwend – terecht! Kusjes – Anneke

EIDA

Liefjes. Van de zuster mag ik nog niet schrijven en ik doe jullie maar gauw deze woorden toekomen, hè wat stijf hè! Dat komt van het stijve liggen! Veel zoentjes.

Eida

HOK

P.S. Vandaag alles in orde.

maandag, 29 oktober 2012 15:22

1930-10-27

HOK

27/X’30

Lieve Emma,

Nu je een eigen adres hebt, doe ik mij het genoegen er ook gebruik van te maken. Dat mag toch wel, niet? – Wat hebben we deze maand al niet uitgestaan. Die zielige Eida, die al zoveel heeft meegemaakt. Over ons kindje tobt ze gelukkig niet meer. Ze spreekt er heel kalm over, vraagt of ik al naar het grafje ben gegaan, om haar bloemetjes uit onze tuin te brengen. Voor ons mannen is zo’n verlies niet zo erg; wij kennen het kindje nog niet, wij hebben het leventje niet in ons gehad, maar voor een moeder is dat wat anders. En toch, nu het toch gebeuren moest, was het een geluk, dat het gauw weer heen is gegaan. Het verlies zou zwaarder te dragen zijn, wanneer we ons aan dat jong leventje al hadden gehecht. En dan was haar grootste troost, het weten, dat het niet goed zou kunnen opgroeien. Een ongelukkig kindje werpt zo’n schaduw over het gezin. Voor Moeder is het ook zo naar. De afstand zal ze in deze tijd nog dubbel zo zwaar voelen. Misschien is het beter zo, want deze tijd van bang afwachten is moordend voor je zenuwen. Complicatie op complicatie hebben elkaar opgevolgd; nóg zijn verrassingen niet uitgesloten. Eergisteren nog moest er een abces worden uitgesneden, die Eida gekregen had van een kamferinjectie, die niet door het lichaam werd verwerkt. De temp. is nu weer ruim 38°.

Nu pas weten we wat onze moeders hebben uitgestaan om ons ter wereld te brengen. En toch realiseren we het ons niet. Het is nu eenmaal zo, dat de liefde van de kinderen tot ouders niet door het feit van ter wereld brengen alleen wordt bepaald.

Als vader sta je zo bezijden de grote gebeurtenis. Je bent net als een hommel, die alleen genieten kan van wat door de moeite van de bijen bijeen werd gebracht, zonder er zelf aan meegewerkt te hebben. En gebeurt er iets, zoals het hier met ons het geval is, wij staan er als toeschouwer bij. We staan machteloos, kunnen niet helpen. Liefde is het enige wat we geven kunnen, liefde, die door haar dan wordt omgezet in wil om te blijven leven, in wil om beter te worden.

En dan sta je voor het raadsel van het leven. Het kloppen van het hart alleen zegt dan [2] nog maar wat. Zolang dat goed is, zolang haalt de patiënt het, zo zeggen de medici. En wij leken zien meer naar andere dingen, we maken ons over secundaire verschijnselen ongerust, het kloppen van het hart zegt ons niets. En dan voel je dat Leven en Dood toch niet ver van elkaar afstaan, althans als biologisch verschijnsel. Maar hiernaast voel je ook de volte, de warmte, het geluk, dat je deel is, en de leegte en eenzaamheid die anders te wachten staat.

Ongeluk brengt de mensen nader tot elkaar. De goede zijde van ongeluk! Wij weten op zo’n ogenblik wat we voor elkaar zijn, hoe mooi het leven met elkaar is. Wanneer alles geleidelijk en gelijkmatig verloopt, wordt het sleur; het wordt als vanzelfsprekend aanvaard en slechts half geapprecieerd.

Emma, wat voor een brief heb ik nu voor je bij elkaar geschreven! – Het doet ons genoegen dat je het zo leuk hebt in Amsterdam. Moeder schreef dat je graag verpleegster wilt worden. En mooi beroep, maar erg zwaar. Fysiek zowel als psychisch. Psychisch, omdat ziekenhuizen zoveel ellende en leed bergen. Het werk wordt ook vaak niet geapprecieerd, omdat zieke mensen nu eenmaal erg kribbig kunnen zijn. Maar daartegenover het genot een zieke weer beter te zien worden, het gevoel dat je voor je opofferend werk een leven hebt helpen redden, en met dat leven het geluk van de naasten van de zieke. Dat is een zeer verheven genot. Je ziet het bijv. aan de zuster van Eida: Zr. Valencia. Ze vecht en kibbelt met Eida om haar zoveel mogelijk te laten eten, zij doet alle moeite om haar gezond te krijgen. En je moet haar opgewektheid meemaken , als Eida een goede dag heeft. En dan haar teleurstelling als er weer een kink in de kabel is gekomen. De vorige zuster van Eida: Zr. Amadea zei, toen zij Eida niet meer mocht verplegen – Eida vond haar niet prettig – het is zo naar, om een patiënt die je al zo ver geholpen hebt dat ze weer wat opknapt, aan een ander af te moeten staan!

Nu Emmetje, wanneer de betere dagen er weer zijn, kreeg je ook een prettigere brief aan je eigen adres.

Veel liefs, Hok

maandag, 29 oktober 2012 15:20

1930-10-19/10-21

HOK

19/X’30

G. Vandaag heeft Kuyer Eida van onder tot boven onderzocht en alles werd in orde bevonden. De oorzaak van de temp., die gisteravond nog 39°, vanavond 38.6° was, moet gezocht worden in nierbekkenontsteking. Het middel dat Kuyer hiertegen indertijd heeft gegeven, wordt pas morgen toegepast, eerder durfde Kuyer het niet te geven, omdat hij bang was dat het een darmstoornis zou veroorzaken. We zullen hopen dat dit nu de laatste complicatie is, want het is nu al welletjes. Kuyer zei me zoeven, dat hij zo’n gecompliceerde bevalling en met zoveel nasleep nog niet heeft meegemaakt. Je moet het maar ongelukkig treffen. Vandaag ontvingen we uw luchtpostbrief. Hartelijk bedankt. Ik hoop dat u het mij niet kwalijk heeft genomen, dat ik Elza’s overlijden niet direct heb geseind. Tussen het verzenden van het telegram en haar dood was er maar een tijdsverloop van enkele uren. Indien Eida’s toestand toen niet zo zorgwekkend was, had ik het zeker direct geseind. Ik wilde u dat nare bericht echter niet geven, zonder tegelijk iets prettigs over Eida te kunnen melden. Haar toestand was toen echter zo, dat er meer kans was dat het bergaf ging dan omgekeerd. Toen we seinden was het eigenlijk nog niet veel beter, maar we mochten toen u niet langer in onwetendheid laten. We hebben ook niet in Code getelegrafeerd, omdat codetelegrammen niet als uitgesteld telegram aangenomen worden. Zodra Eida weer uit kan, zullen we u indien de financiën dat enigszins toelaten, telefoneren. U begrijpt dat de komende maanden zeer krap zullen zijn. Eida betaalt per dag ƒ 16.- + ƒ 10.-, voor nachtzuster. Daarbij komt nog chirurg, internist en apotheek.. Totaal zal het de ƒ 1.000.- wel naderen. Ik betaal alles graag, als Eida maar weer gezond is. Een van Eida’s papiertjes zal wel verzilverd moeten worden, ik hoop dat de koers dan niet te ongunstig is.

Het is een groot geluk, dat de laatste inzinking bij Eida gekomen is na het stoppen [2] van de diarree. Zij kon toen weer gevoed worden; ze krijgt nu op elk moment, dat ze het kan, melk. De nachtzuster is er voor om haar ook ’s nachts wat naar binnen te kunnen gieten. Bij elke minste beweging die de zuster hoort, presenteert ze een glas melk. Deze week is Eida dan ook weer mens geworden. Verleden zondag nog was haar gezicht absoluut ingevallen. De ogen stonden zo hol, de onderarmbeenderen kon je door de huid zien. Die eetkuur heeft werkelijk wonderen gedaan. Met de dag zag je haar aankomen, en daarbij werd haar weerstand natuurlijk groter. –

[Krantenknipsel kandaten Volksraad]

“...ingediende kijsten voor de Volksraadverkiezingen...

            d. Uitheemsche onderdanen niet-Nederlanders.

            1. Yo Heng Kam, Lid Volksraad, Weltevreden.

            2. Han Tiauw Bing, Particulier, Lawang.

            3. Dr. Ir. Tan Sin Hok, Lid Gemeenteraad, Bandoeng.

            4. Mr. K.E. Kan, Advocaat en Procureur, Weltevreden.

            .........”

Of ik kans heb, is een tweede vraag.

21/X. De temp is vanmiddag al tot 36.5° gedaald en vanavond nog 38° gebleven. Uit het krabbeltje hieronder van haar hand, merkt u wel dat het haar beter gaat.

EIDA

            Dag

            ik bemin

            jullie

            Eida

HOK

Houw is vanmiddag even bij haar geweest. Hij heeft zich zeer over haar ongerust gemaakt. Elke interlokaal die hij kreeg, joeg hem de doodschrik op het lijf. Hij heeft een half uurtje genoeglijk met haar gekeuveld en toen heb ik hem weggestuurd omdat het Eida te vermoeiend werd. Nu de temp. zover gedaald is, begint ze wat lastig te worden. Het eten smaakt haar niet etc. De zusters zijn er gelukkig aan gewend, zodat zij zich er niets van aan trekken.

Het is me een pak van het hart dat ze nu vrijwel buiten gevaar is. Precair is de toestand natuurlijk nog altijd, maar toch oneindig veel beter dan een week geleden. Voor u zal het ook een opluchting zijn, wanneer u deze brief leest. Misschien is het [3] maar goed, dat we de ernst van de toestand u niet direct geseind hebben. Hoe ernstig deze was, kunt u zich nu wel voorstellen. Het zal zeker een paar maanden duren eer Eida weer normaal is. De zusters vinden, dat aan haar een wonder is gebeurd.

Morgen is Thijs jarig, ik denk niet dat ik de hele avond bij hem blijf, ik ben nog altijd niet in de stemming om te feesten. Die drie weken van spanning gaat je heus niet in de koude kleren zitten. Bedankt voor het lekkers, dat meegestuurd is met Thijs’ pak; we zullen het morgen wel in handen krijgen.

Houw heeft nu een eigen huis gehuurd waar hij met mijn moeder en een dochtertje van mijn oudste broer (2 j. oud) zal gaan wonen. Ik weet niet of het voor mijn moeder prettig zal zijn, op den duur tenminste, om uit haar gewone omgeving geplaatst te worden. Zij moet nu kalm gaan leven, omdat ze aan aderverkalking en bloeddruk-verhoging lijdt. Bij Houw’s huis is nog een grote tuin, waarin ze naar hartelust kan gaan tuinieren. En de kleindochter zal haar genoeg bezigheid geven. U zult het vreemd vinden, dat een moeder zomaar haar dochtertje afstaat. Maar zo gek is dat hier heus niet. Voor dat kindje is het aan de ene kant wel goed bij Houw te komen wonen: ze zal er orde en nog vele andere dingen leren; aan de andere kant zal ze natuurlijk van haar moeder en vader en zusjes vervreemden. Maar van huiselijkheid en moederlijke zorgen moet u nu bij de Chinezen niet al te grote voorstelling hebben. De kinderen worden heel dikwijls bij vreemden opgevoed.

Zondag is aan een van mijn collega’s een auto-ongeluk overkomen. Hij was aan het stuur van de auto. Vrouw en schoonzus dood. Twee dochters en nichtje gewond en hij ook. Wat verschrikkelijk. Hij ligt ook in Borromeus. Zo pas bezocht ik hem, zijn oudste dochter, die te Batavia op kostschool was, en niet mee verongelukt is, was bij hem. Zoals die dochter zich gehouden heeft, (17 j.) is zeer merkwaardig. Absoluut kalm en de steun van haar vader en zusjes geworden. De kracht die van haar uitstraalt, dwingt alle respect [4] af. Hoe een ongeluk de mens kan stalen, en van een kind een rijp mens kan maken.

Wat een leed er in een ziekenhuis geconcentreerd is. Men moet een verpleegstersbaan wel als roeping in zich voelen, wil men het volhouden kunnen. En dan altijd een vrolijk gezicht zetten, en opgewekt aan de grillen van de zieken voldoen.

Borromeus wordt wat de ligging en verpleging betreft, terecht geroemd. De nonnetjes die er verplegen, geven zich ook volkomen aan hun taak. Natuurlijk valt er hier en daar wat op aan te merken, tenminste gezien uit het momentele standpunt van de zieke, maar het is en blijft er voortreffelijk.

Dag Hok.

Met het eerste retourvliegtuig heb ik niet geschreven. Door de zorgen heb ik niet aan de ingrediënten voor vliegpost gedacht. [5]

Net telefoneerde ik naar mijn kansen voor de Volksraad. Ze geven mij een grote kans. Zullen we hopen. De wijze waarop ze de aanhang en stemmen krijgen is me nog duister. Ik zelf ga niet de boer op èn om financiële – èn om tijdsredenen. Dat doen ze allemaal voor mij. – Eida zelf heb ik over deze kwestie slechts weinig kunnen raadplegen. Ik geloof dat ze het niet goed vindt, althans er niet zo enthousiast over is, omdat ik dan enige maanden van het jaar te Batavia moet zijn. Het lijkt mij dat dit bezwaar niet groot is, omdat er zoveel emolumenten aan het Volksraadlidmaatschap verbonden zijn, dat ze best al die tijd mee kan naar Batavia. Men krijgt vrij reizen voor heel Ned. Indië, verder vergoeding voor winstderving, zittingsgelden etc. – Tot nu toe kom ik alle ochtenden bij Eida, de mensen op G.B. vinden het vanzelfsprekend dat ik mijn werk laat liggen op de tijd, dat ik naar Eida kan gaan. Zeer liberaal. Dat zou bij particulieren niet kunnen. [6]

Wat betreft het ontslag van zoveel mensen in de particuliere bedrijven wegens “malaise” hoeft Mevrouw Kayser zich niet al te ongerust te maken. De maatschappijen maken van zo’n malaise-tijd gebruik om de employees, die ze om een of andere reden kwijt willen, te lozen. De goede blijven, wat vanzelf spreekt, omdat de malaise-tijd eens voorbij zal gaan, en welke maatschappij zou zo kortzichtig zijn, om al haar goede ambtenaren ook te ontslaan, en dan wanneer de malaise-tijd voorbij is, niemand meer te hebben! Ik ken een geval van iemand die ontslagen werd omdat hij teveel verdiende!! Het was een magazijnmeester bij een particuliere Mij. met een salaris van ƒ 1.200.- ’s maands. Hij werd ontslagen omdat men voor minder geld een andere magazijnmeester kon krijgen. Velen worden ook ontslagen omdat ze om één of andere reden niet met hun chef overweg kunnen. Dag Hok

 

Ik merk dat ik geen kopie meer heb van de amendementen. U krijgt ze later nog wel, wanneer alles afgehandeld is.

maandag, 29 oktober 2012 15:19

1930-10-13/10-14

HOK

13/10’30

G. Wat een moeilijke tijd! Vanavond was Eidje’s temperatuur 40° en misschien meer en dat bij een dergelijke zwakke toestand. De dokter (Sparmann) heeft ons gelukkig gerustgesteld. Hij achtte Eida sterk genoeg om zulke temperaturen te kunnen verdragen, bovendien zal die temp. niet lang aanhouden. Het kwam niet door infectie, maar waarschijnlijk door een stoornis in de darmen. Een stoornis die niet tot uiting kwam, toen er diarree was, maar eerst nu, nu de diarree opgehouden is en alles in rust is. Het heeft niets te maken met de bevalling. Dat deze prognose juist moge zijn! Van de ene complicatie vervalt Eida in de andere. Wij staan er machteloos tegenover en hopen en hopen slechts.

Uw brief over kraamheren, Moeder, komt mij nu in de gedachte. Wat een ontzettende tijd. Als het Eida maar goed gaat, zullen we maar zeggen; ons, gezonden, doen die zorgen heus geen kwaad. Een stootje kunnen we verdragen en de zorgen die we hebben versterken onze liefde.

Zopas bij de hoge temp. tobde Eida over mijn verkwisting om een nachtzuster te nemen. Hoe vindt u dat? Ik moest haar geruststellen. Het is ons immers te doen haar zo spoedig mogelijk beter te krijgen, op geld hoeven we in dit geval heus niet te zien.

Al die dagen was Eida’s toestand gunstig, bijna geen koorts, en de dokter verzekerde dat alle gevaar voorbij was. Ook nu, ziet hij de toestand niet somber in. De pols is goed, zegt hij, en dan kan het lichaam veel verdragen. Zij moet verder goed eten, dat is het voornaamste.

Sinds gisteren ben ik kandidaat voor de Volksraad. Ik sta no. 3 op de lijst, en drie leden mogen er gekozen worden. Ik ben gekandideerd door een wilde partij. Er is hier eigenlijk maar één Chinese partij, de Shung Hwa Hui. Hierin zitten bijna alle gestudeerde Chinezen. Van deze partij ben ik géén lid, omdat ik me niet binden wil. Zo is mijn kandidatuur ook onder beding [2] dat ik vrijheid van handelen behoud, door mij aanvaard. Dan kan ik de kat nog uit de boom kijken, en me onderwijl een eigen opinie vormen. Momenteel ben ik niet volledig op de hoogte van de politieke stromingen onder de Chinezen. – Op G.B. vinden mijn betere kennissen het fijn, dat ik langs deze – weliswaar niet uit mijn studiegebied voortkomende – weg, carrière kan maken. Ik vind het ook prettig intensieve bemoeienis te krijgen met de levende werkelijkheid. Een der leiders van de karteringen die ik zeer sympathiek vindt, juicht het ook toe, omdat Mijnbouw dan ook een stem in de Volksraad krijgt, ofschoon hij het jammer vindt dat de dienst mij als wetenschappelijke medewerker dan verliezen zal. Dit is maar gedeeltelijk waar omdat ik tenslotte nog zoveel belangstelling voor mijn vak heb, dat ik er aan zal blijven werken. U hoeft niet bang te zijn, dat ik er financieel op achteruit ga. De positie van het Volksraadlid – regeringsambtenaar – is goed geregeld. Behalve mijn activiteitssalaris krijg ik bovendien nog zittingsgeld, en de betrekking die zulk een ambtenaar vervult, blijft voor hem open. Ik zal er dus eerder op vooruitgaan. – Maar zover zijn we nog niet, en hoe de uitslag der verkiezingen op benoemingen zal zijn, valt niet te voorspellen, omdat de Chung Hwa Hui ook talrijke aanhangers heeft. De aanhangers der wilde partij schijnen meer in de niet-intellectuele lagen te zitten en het is nu werkwaardig dat de Chung Hwa Hui bij deze mensen niet geliefd is, terwijl men toch zou verwachten dat zulk een partij de leiding in handen moest hebben en ook als leidster aanvaard moest worden. Dit is nu niet het geval, de Chung Hwa Hui is bij verre niet de leidster der volksmassa. U zult het wel gek vinden, dat er wilde partijen, of partijloze afgevaardigden bestaan, dit is ook alleen mogelijk in landen waar de partijpolitiek nog niet zo intensief is. En ik ben blij dat dat mogelijk is, omdat ik dan in absolute vrijheid handelen kan, en de tijd heb om de boel af te kijken. [3]

14 okt.’30

Vandaag is Eida’s toestand wat beter. De temp. was vanmorgen om en bij 39°. De avondtemp is nog niet bekend. Gelukkig kan ze weer eten. Ze voelt zich beter dan gisteren. Vanochtend heeft de dokter haar inwendig onderzocht, de resultaten zijn mij niet bekend. Straks zal hij wel weer komen. We zullen maar hopen, dat alles in orde is. – Chirurgisch is alles in orde. Sparmann de chirurg heeft Eida weer overgegeven aan Kuyer, de internist. Deze zegt, dat de toestand zorgvol is. Eida kan geen lange koortsperiode meer doorstaan. Alles staat en valt met de ontdekking wat de koortsveroorzaker is. Zij moet onderwijl duchtig gevoed worden. Om de 10 minuten een 20 gram melk, en verder waar zij lust in heeft. Het is iets nieuws, zegt hij. Laten we hopen dat het weer op zijn pootjes terechtkomt, zoals het tot nu het geval is geweest. – Eidje is blij dat ze Kuyer weer heeft; Kuyer is een zeer kundige internist. Vannacht nemen we weer een waakzuster. Eida tobt erover dat het zo duur wordt, maar het is een rustiger gevoel. –

Wat fijn dat Emma het leuk heeft in Amsterdam. En ze schrijft ons nu geregeld lange brieven, de verkoudheidstemming in die laatste brief was zeer genietbaar, Emma.

Dag, Eidje laat u groeten.

Hok