Communicatie
De brieven van Eida en Hok geven blijk van een urgentie om te communiceren die niet alleen uit de inhoud, d.w.z. de onderwerpen, van de brieven voortkomt. Of nu de economische situatie, de mode, een maaltijd, een autorit of een feestje wordt beschreven - ieder onderwerp getuigt van de wil om mede te delen. Daartoe dragen meerdere factoren bij, zoals de kennelijk liefdevolle relatie met de geadresseerden (de ouders van Eida), de communicatieve vaardigheden waarmee Eida en Hok als exponenten van een 'schrijfcultuur' behept zijn, evenals hun algemene ontwikkeling, nieuwsgierigheid en schrijfplezier.
Wat echter vooral bepalend is voor die urgentie, is de aard van het briefverkeer zelf. De beperkte ruimte van enkele vellen papier, die vaak aan voor- en achterkant tot in de kantlijnen worden volgeschreven, de beperkte frequentie van de posttransporten en de tijd die nodig is om een brief van Java naar Nederland te krijgen, alsmede de relatieve schaarste (en dus de kosten) van andere, moderne communicatiemiddelen als telefonie en radiografie (zie ook hieronder), bepalen de 'pressie' van het geschrevene. Soms heel letterlijk:
Het is vervelend maar jullie moet maar denken dat de volgende vlucht de brief dan wel zal meebrengen, wanneer je niets krijgt, als je ’t verwacht. Er komt af en toe plotseling een verhindering, zodat het onmogelijk is, een brief af te krijgen en er gaan toch 3 vliegtuigen per week. Je moet niet direct denken dat we te laat posten of dat er iets is, want juist áls er iets zou zijn, zouden we wél schrijven! (Eida, 5 augustus 1938)
Op 1 maart 1933 kondigt Eida aan dat alle brieven voortaan op luchtpostpapier zullen worden geschreven. Dat besluit heeft niet alleen betrekking op de snelheid van het posttransport:
Jullie krijgen dus voortaan geen mailbrief meer. (...) Ik heb het idee dat op dit vel nog veel meer geschreven kan worden dan op bloknoot papier omdat je hierop zo fijn klein kan schrijven.
Niettemin neemt ze een aanvullende maatregel (idem):
Ik zal maar geen nieuwe alinea’s maken, maar achterelkaar doorschrijven, want anders is het zonde van het papier.
Het briefverkeer wordt in de brieven meer dan eens ter sprake gebracht. Hoe zag het er in de praktijk uit?
Mailboot
De verzameling brieven opent met een prentbriefkaart van 17 april 1929 als het pasgetrouwde paar, daags na hun huwelijk, koers zet naar Java. De reis gaat via België, Duitsland, Zwitserland naar Genua waar het echtpaar zich op ± 20 mei inscheept op het d.m.s. (dieselmotorschip) Pieter Corneliszoon Hooft.
De eerste brief uit Java van 11 juni 1929, is van de hand van Hok over het weerzien met zijn geboorteland en zijn familie, na 10 jaar verblijf in Europa. Op 24 juni 1929 gaat er nog een telegram naar Holland over de behouden aankomst, maar daarna gaat er wekelijks een brief op de post naar Eida’s ouders in Den Haag.
‘Mailen’ een nieuw werkwoord in onze vocabulaire! -
schrijft Hok in die eerste brief. Dit 'mailen' houdt in: elke week op dinsdag een brief versturen met de mailboot die naast post, ook vracht en passagiers naar Holland vervoert. Gaandeweg komen er specifieke schepen zoals vrachtschepen en passagiersschepen b.v. het DMS Christiaan Huygens waarmee Eida en Hok met hun 2 kinderen aan het einde van de verlofperiode terugbracht naar Java in april 1938. De periode tussen het versturen van een brief en het antwoord retour nam 7 à 8 weken. Op 17 november 1929 schrijft Eida:
Net jullie brief 2x overgelezen. Wat schrijven jullie vandaag (het is de brief van 21 en 22 okt.!) toch extra gezellig.....!
Luchtpost
Vanaf oktober 1930 sturen Eida en Hok naast mailpost ook wel een luchtpostblad naar Holland, om sneller antwoord te krijgen. Eida schrijft op 23 februari 1933:
Wat vinden jullie ervan als we voortaan alleen maar per luchtmail schreven. Het scheelt ons en jullie hoogstens ƒ 1.20 in de maand en in de berichten scheelt het zo enorm (...) – deze velletjes zijn uitstekend beschrijfbaar aan 2 kanten en dan kan er toch ook veel op. We sturen dan kiekjes e.d. per boot, en als we nu eens heel veel op het hart hebben, kan het ook overzee, maar dit lijkt me eigenlijk zo fijn, met antwoorden ook – alles duurt nu werkelijk een eeuw – (...) Als we een vliegbrief krijgen, realiseren we telkens weer, hoeveel we door de zeereis onnodig achter zijn, terwijl het nu maar 10 dagen hoeft te zijn. Wat is er eigenlijk op tegen?
Een maand later, op 9 maart 1933, schrijft ze:
We zijn benieuwd wanneer jullie ook tot de geregelde luchtpost zult overgaan – ik heb gewoon geen geduld meer om zulke oude berichten af te wachten, ik kan ze niet meer verteren, verlang verse!
Eida en Hok zijn dan overgegaan op luchtpostbrieven van precies 5 gram met bij-frankering voor ingesloten foto’s. De verhouding van het aantal pagina’s Eida versus Hok is gemiddeld 3 : 1. Maar soms laat Eida slechts randjes en/of een klein reepje over voor Hok.
Telegrammen
Onder bijzondere omstandigheden, zoals bij de geboorte van de kinderen, werd een telegram gestuurd.
Bezoek aan Indië
In juli en augustus 1931 brengen de ouders van Eida samen met hun dochter Emma een bezoek aan Indië. De laatste brief vóór dit bezoek is van 24 juli 1931 en de eerste na dit bezoek is van 2 oktober 1931. Wel zijn er foto's van dit bezoek bewaard gebleven.
KLM vs Postjager
Eind 1933 krijgt de KLM concurrentie van het snelpostvliegtuig de Postjager. Dit postvliegtuig wordt gebouwd door vliegtuigfabriek Pander in opdracht van de scheepvaartwereld, die beducht is voor de monopoliepositie van de KLM. De Postjager vertrekt op 9 december 1933 naar Nederlands-Indië met de bedoeling voor 31 december de retourpost in Nederland af te leveren. De Postjager strandt echter in Italië door motorpech waarna de Pelikaan, een snelpostvliegtuig van de KLM, vóór de jaarwisseling alle retourpost in Nederland bezorgt. De Postjager komt als mosterd na de maaltijd in januari 1934 terug in Nederland. Hok schrijft op 8 januari 1934:
De Postjager heeft de volgende bijnamen gekregen: Pestjager, Postrestante jager en Postwagen.
De KLM blijft stevig in het zadel, maar de regelmaat in het briefverkeer bij Eida en Hok is tijdelijk verstoord.
De brief van 26 december 1933 gaat met de gewone vliegmail, omdat de postlichting van de Pelikaan (KLM) net wordt gemist. Die van 4 januari 1934 wordt verstuurd per Pelikaan, en brief 1934-01-4 gaat met de Postjager maar gelukkig ook met de gewone post, constateren Eida en Hok in hun brief van 23 januari 1934. Om een postlichting niet te missen, wordt een brief ook wel naar het vliegveld Andir van Bandoeng gebracht. Het jongetje dat op de foto onder de vleugel staat en naar boven wijst is Axel.
Postvliegtuig met Axel (wijzend), Andir Bandoeng 1936
Regelmaat en snelheid
Regelmatig en relatief snel contact met het moederland is voor elke tropenganger van levensbelang. Zo krijgt het vliegverkeer al of niet van postvliegtuigen, veilig of gecrashed, regelmatig aandacht in de brieven:
De Emeraude met Pasquier verongelukt. Dan merkt men eerst wat een prestatie de Pelikaan heeft verricht. De K.L.M., die zo mooi is georganiseerd, dat geen Europese maatschappij haar kan evenaren (1934-01-04)
Het wel en wee van de Uiver komt uitgebreid aan bod: een kind dat “Uivertje” is gedoopt (1934-10-30), heldenontvangst bemanning Uiver met gezagvoerder Koene Parmentier (1934-11-06; Uiver verongelukt (1934-12-25), co-piloot van de Kerstvlucht met Pelikaan verongelukt met de Leeuwerik (1935-07-22).
Verlof naar Holland
Hok kan aanspraak maken op betaald verlof naar Holland indien hij gelijkgesteld is met de Europeanen (1936-01-13 en 1936-08-24). In juni 1937 schepen Eida en Hok zich voor verlof in op het passagiersschip ms (motor schip) Dempo (zie: 18 juni 1937-06-18). Voor hun twee kinderen is een zeebaboe ingehuurd (18 mei 1937). De paar brieven over familiebezoek in Holland waarover aan de ouders van Eida wordt geschreven zijn in het brievenarchief opgenomen. Over de gezamenlijke wintervakantie in Adelboden (Tirol) in februari 1938 met Eida's ouders zijn alleen foto's beschikbaar. De terugreis gaat met het passagiersschip ms Christiaan Huygens. De eerste brief uit Indië is van 1938-04-08.
Stagnatie brieven
In 1939 stagneert het briefverkeer van augustus t/m oktober door oorlogshandelingen van Duitsland in Europa (in september 1939 valt Duitsland Polen binnen). Hok schrijft 1 oktober 1939:
Ik hoop dat u onze berichten van omstreeks 1 september ontvangen hebt. De boel was door het uitbreken van de oorlog erg in de war. Vandaar dat de post waarschijnlijk niet kwam. Wellicht zijn de brieven wel ergens aangehouden geweest.
Een maand later schrijft hij:
Het is wel erg vervelend dat onze brieven door de censor geopend worden, maar het schijnt dat zeer veel berichten met onze postinstellingen in Duitsland komen, die voor de geallieerden nadelig zijn. Er wonen hier zoveel Duitsers en Hollanders wier geestelijk vaderland Duitsland is.[1] (21 november 1939)
Miscommunicatie
Het is bij een intercontinentale briefwisseling moeilijk om een misverstand even uit de weg te ruimen. Tussen augustus en november 1939 speelt er een miscommunicatie tussen Eida en haar moeder. Er gaan 4 maanden over heen voordat het probleem uit de weg is geruimd.
Post tijdens en na de oorlog
Tijdens de oorlog wordt mondjesmaat gebruik gemaakt van een alternatieve postroute via Curaçao. Eida’s zwager is daar procureur generaal. Via Eida’s zuster Anneke worden met zijn diplomatieke post nog wat brieven naar Holland doorgesluisd. In een brief van Eida uit 1941 worden namen afgekort tot de eerste letter, in de hoop dat de personen onherkenbaar zijn (1941-04-16).
Na augustus 1945 nemen Eida en Hok de draad weer op.
Vanaf begin december 1945 zet Eida de correspondentie voort met de hulp van Axel. Uit deze laatste periode is een klein aantal brieven vanuit Holland naar Indië bewaard gebleven.
Schrijfgerei
Zolang de brieven per mailboot naar Holland gaan, schrijven Eida en Hok op blanco of gelinieerd (bloknoot) papier en vanaf mei 1930 ook op Hok’s “eigen briefpapier”.
Wanneer Eida in maart 1933 “geen oude berichten, maar verse” wil ontvangen, gaan Eida en Hok over op dunne vellen luchtpostpapier waarop zij gewoontegetrouw de pagina’s dubbelzijdig tot aan de randen vol schrijven. Hok schrijft met vulpen, Eida met een kroontjespen en als ze op bed ligt met potlood. In november 1930 schrijft Eida:
Ondertussen word ik afgrijselijk gehinderd door een oude kroontjespen, een bewegende lessenaar en een bijna lege inktpot.
In december 1931 heeft ze eindelijk een vulpen:
Hoe vind je m’n schrift!? “De” vulpen uit Rotterdam is gekomen. Hij schrijft werkelijk heel plezierig, zijn enige bezwaar is, dat wanneer de pen weer droog is, ik hem even moet stoten om er verder mee te kunnen schrijven. Maar het is toch heel wat prettiger dan zo’n kroontjespen, die je als maar in moet dopen. (…) Ik durf de pen niet in mijn tas te dragen, Hok zegt dat hij zal lekken bij elke schok.
In 1932 schaft Hok zich een schrijfmachine aan van het "Petroleumgeld" dat hij als externe adviseur bij een Petroleummaatschappij verdient. Eida schrijft op 7 juli 1932:
Hok heeft het zo druk, zowel met de karteringen als met de Petroleum, (...) hij moet ook zelf al zijn brieven tikken want hij moet voor Holland, Madoera en zichzelf 4 exemplaren van alles hebben. We zullen nu maar een schrijfmachine kopen, dan hoeft hij niet altijd naar G.B. en kan ik me er ook in oefenen.
1932 is ook het jaar dat Eida actief wordt in de wereld van Vrouwenbelangen zoals VIVOS (Vereeniging in Indië van Vrouwelijke Oud-Studenten), IEV (Indo-Europeesch Vrouwenverbond), IEVVO (Indo-Europeesch Verbond Vrouwen Organisatie) en de IEVA (Indo-Europeeschen Vrouwen Arbeid). Zij heeft dan veel profijt van de schrijfmachine.
Foto en film
Het opsturen van foto's, en later ook film, maakt al in een vroeg stadium deel uit van de communicatie. De brieven bevatten talrijke 'bijschriften' bij opgestuurde foto's en filmpjes.
Radiocontact en telefonie
In 1929 is er met Java nog geen intercontinentale telefoonverbinding mogelijk. Begin 1930 horen de gezinsleden in Holland en op Java elkaars stemmen weer via radiostation Malabar. Daarover schrijven Eida en Hok op 7 januari 1930:
Net (...) nog even (tijd) om te juichen over ons gesprek. (...) Zoals de stemmen overkwamen, nog beter dan als je met elkaar telefoneert (...) Dat we (...) zo gemakkelijk die 10 000 mijlen kunnen overbruggen. We zaten hier kalm in prettige armstoelen om een rond tafeltje waarop een draaibare microfoon met elk een telefoon op de oren (...) De 3 minuten waren zo om hè; 7 personen waren ook eigenlijk te veel, elk niet eens een halve minuut (...) We zaten met een papiertje voor ons met de punten voor het gesprek, maar niet alles hebben we kunnen afwerken (...).
Een gesprek van 3 minuten via radiostation Malabar met radio Kootwijk kost in 1930 ƒ 33,-. Dit is het equivalent van € 700,- anno 2013. Op Malabar is een monument ("een soort aardbol", aldus Hok) onthuld als eerbetoon aan de stichter van het radiostation (zie: 28 januari 1930).
Over telefooncontact op Java schrijft Hok op 21 juli 1929:
Eén ding is er (...) ouderwets in ons huis, en dat is de telefoon, die wij sinds gisteren hebben. Het is een muurtoestel, van heel oude datum. Een grote kast met zwengel voor de bel. Wij hebben samen met de (buren) een nummer, maar zo dat we twee toestellen hebben, zodat wij bij elkaar niet over de vloer komen. En dat kost ons ƒ 10.50 ‘s maands elk.
[1] Het briefverkeer uit Batavia loopt in deze periode gewoon door. Dit blijkt uit het brievenarchief van de zuster van Eida die in Batavia woont. In Bandoeng zijn veel Indische top-posities bezet door Nazi-voelende Duitsers (Hok 1939-11-06). Die post raakt zoek of vertraagt, doordat de censor de brieven opent.