HOK
27/X’30
Lieve Emma,
Nu je een eigen adres hebt, doe ik mij het genoegen er ook gebruik van te maken. Dat mag toch wel, niet? – Wat hebben we deze maand al niet uitgestaan. Die zielige Eida, die al zoveel heeft meegemaakt. Over ons kindje tobt ze gelukkig niet meer. Ze spreekt er heel kalm over, vraagt of ik al naar het grafje ben gegaan, om haar bloemetjes uit onze tuin te brengen. Voor ons mannen is zo’n verlies niet zo erg; wij kennen het kindje nog niet, wij hebben het leventje niet in ons gehad, maar voor een moeder is dat wat anders. En toch, nu het toch gebeuren moest, was het een geluk, dat het gauw weer heen is gegaan. Het verlies zou zwaarder te dragen zijn, wanneer we ons aan dat jong leventje al hadden gehecht. En dan was haar grootste troost, het weten, dat het niet goed zou kunnen opgroeien. Een ongelukkig kindje werpt zo’n schaduw over het gezin. Voor Moeder is het ook zo naar. De afstand zal ze in deze tijd nog dubbel zo zwaar voelen. Misschien is het beter zo, want deze tijd van bang afwachten is moordend voor je zenuwen. Complicatie op complicatie hebben elkaar opgevolgd; nóg zijn verrassingen niet uitgesloten. Eergisteren nog moest er een abces worden uitgesneden, die Eida gekregen had van een kamferinjectie, die niet door het lichaam werd verwerkt. De temp. is nu weer ruim 38°.
Nu pas weten we wat onze moeders hebben uitgestaan om ons ter wereld te brengen. En toch realiseren we het ons niet. Het is nu eenmaal zo, dat de liefde van de kinderen tot ouders niet door het feit van ter wereld brengen alleen wordt bepaald.
Als vader sta je zo bezijden de grote gebeurtenis. Je bent net als een hommel, die alleen genieten kan van wat door de moeite van de bijen bijeen werd gebracht, zonder er zelf aan meegewerkt te hebben. En gebeurt er iets, zoals het hier met ons het geval is, wij staan er als toeschouwer bij. We staan machteloos, kunnen niet helpen. Liefde is het enige wat we geven kunnen, liefde, die door haar dan wordt omgezet in wil om te blijven leven, in wil om beter te worden.
En dan sta je voor het raadsel van het leven. Het kloppen van het hart alleen zegt dan [2] nog maar wat. Zolang dat goed is, zolang haalt de patiënt het, zo zeggen de medici. En wij leken zien meer naar andere dingen, we maken ons over secundaire verschijnselen ongerust, het kloppen van het hart zegt ons niets. En dan voel je dat Leven en Dood toch niet ver van elkaar afstaan, althans als biologisch verschijnsel. Maar hiernaast voel je ook de volte, de warmte, het geluk, dat je deel is, en de leegte en eenzaamheid die anders te wachten staat.
Ongeluk brengt de mensen nader tot elkaar. De goede zijde van ongeluk! Wij weten op zo’n ogenblik wat we voor elkaar zijn, hoe mooi het leven met elkaar is. Wanneer alles geleidelijk en gelijkmatig verloopt, wordt het sleur; het wordt als vanzelfsprekend aanvaard en slechts half geapprecieerd.
Emma, wat voor een brief heb ik nu voor je bij elkaar geschreven! – Het doet ons genoegen dat je het zo leuk hebt in Amsterdam. Moeder schreef dat je graag verpleegster wilt worden. En mooi beroep, maar erg zwaar. Fysiek zowel als psychisch. Psychisch, omdat ziekenhuizen zoveel ellende en leed bergen. Het werk wordt ook vaak niet geapprecieerd, omdat zieke mensen nu eenmaal erg kribbig kunnen zijn. Maar daartegenover het genot een zieke weer beter te zien worden, het gevoel dat je voor je opofferend werk een leven hebt helpen redden, en met dat leven het geluk van de naasten van de zieke. Dat is een zeer verheven genot. Je ziet het bijv. aan de zuster van Eida: Zr. Valencia. Ze vecht en kibbelt met Eida om haar zoveel mogelijk te laten eten, zij doet alle moeite om haar gezond te krijgen. En je moet haar opgewektheid meemaken , als Eida een goede dag heeft. En dan haar teleurstelling als er weer een kink in de kabel is gekomen. De vorige zuster van Eida: Zr. Amadea zei, toen zij Eida niet meer mocht verplegen – Eida vond haar niet prettig – het is zo naar, om een patiënt die je al zo ver geholpen hebt dat ze weer wat opknapt, aan een ander af te moeten staan!
Nu Emmetje, wanneer de betere dagen er weer zijn, kreeg je ook een prettigere brief aan je eigen adres.
Veel liefs, Hok