
Super User
1929-02-04 Hok aan Moeder
HOK
Bonn, 4/2 '29
Lieve Moeder,
Uw en Vader's brief zijn als de frisse wind, die de bedrukte atmosfeer in mijn ziel heeft weggevaagd. Van dat ogenblik af was er geen klagen, geen tobberij, geen hulpeloosheid meer, maar alles kreeg zijn warmte terug, nu begrijp ik niet hoe ik zo mezelf in de put heb kunnen brengen. Het parool "wachten" zie ik nu absoluut in, geen opstandigheid zal er meer komen. Hebt dank u beiden, Vader en Moeder, voor uw zorg voor ons beiden.
Het wachten is me nu niet moeilijk meer; ik wil niet eens meer weten van een "opoffering", een "offer" wat ik mijn liefde breng, want dat is niet zo. Men getroost zich alles voor zijn liefde, en alles valt, indien het opwelt uit liefde, gemakkelijk.
En zekerder dan ooit ben ik nu van de goede uitslag, want als mijn liefde goed is, dan zal de uitslag, wannéér deze ook komen mag, vandaag, over een maand, of over meerdere maanden, gunstig zijn.
Ik ben nu al bezig met mijn slothoofdstuk van mijn werk te schrijven, wat binnen de week klaar zal zijn. Aan het eind der maand zal ik er een mededeling over aanbieden aan de Koninklijke Academie. Wat zal Eida blij zijn dit alles te horen.
We hadden het vroeger weleens over "naturalisatie". Ik heb hierover ook nagedacht en kwam tot de conclusie, dat ik er absoluut geen bezwaar tegen heb. Enthousiast ben ik er wel niet voor, maar dat komt omdat het mij om het even is of ik Chinees-Nederlands onderdaan ben, of Nederlander-Nederl. onderdaan. Mocht Eida of u het prettiger en zekerder vinden, dat ik onder Nederlands jurisdictie sta, dan zal ik er zodra mogelijk moeite voor doen. Een Chinees ben ik toch niet meer, Chin. opvat-tingen huldig ik niet meer, hoogstens zullen de Chin. het mij kwalijk nemen, maar dat is bijzaak.
Wat prettig is het toch weer volkomen liefde te voelen, onbedorven door een drang om de omstandigheden weg te werken, onbedorven door de kwellende machteloos-heid omdat deze omstandigheden ten enenmale niet zijn weg te drukken. Nu denk ik hoe gelukkig Eid zal zijn, wanneer wij weer bij elkaar zijn, wanneer we samen weer wandelen. [2]
Het weer is in de laatste tijd daar toch ook prachtig? Zij zal gauw weer tot zichzelf komen, en wat zal dat ook op uw stemming, op uw zenuwen een bevrijding geven! Laten we het hopen: na regen komt zonneschijn!
Moeder, u schreef me als slotwoord: "onderzoek je hart". Voor zover als het mij mogelijk is, heb ik erover nagedacht.
Waarom ik Eida liefheb, waarom zij mij vanaf het eerste ogenblik dat ik haar zag beviel, waarom ik haar heb willen winnen, dat weet ik niet te zeggen. Daar is ook niets op te zeggen: het is een natuurdrang, wij voelen alleen dat hij er is, maar met ons verstand kunnen wij hem niet ontleden. Wel is er op te zeggen, dat die drang niet het gevolg was van een berekening. Het handelen volgens een bepaald vooruit berekend plan, dus "marriage de raison", zou immers ook door Eid, door u allen direct ontmaskerd zijn: geen ogenblik maar ook heb ik er aan gedacht om een "marriage de raison" te sluiten, wat u mij ook zult willen toegeven, nu u mijn geringe belangstelling voor alles wat slechts uiterlijke schijn, of geldgerinkel is, weet.
Toen ik Eida eenmaal had, toen faalde ik. Ik wilde haar met al mijn hart geheel geven, maar faalde hierin, omdat ik voornamelijk alleen nam, zonder het zelf bewust te zijn. Alles wat ik toen deed – tot december – volgde weliswaar uit mijn overtuiging, welke ik op zo eerlijk mogelijke wijze had opgebouwd, en welke ik zo eerlijk mogelijk volgde, maar er was in deze overtuiging iets wat mank ging. Bij het opbouwen dier overtuiging miste ik het goede voorbeeld. U weet hoe ik volwassen ben geworden. Mijn eigen familie, de mensen waar ik bij in huis was, de goede niet te na gesproken, waren en zijn materieel aangelegd. Ik heb me er nooit thuis kunnen voelen, vandaar ook dat ik mijn gevoel opsloot en zonder het zelf te weten, de verstandelijk weg op ging. Eida's opvoeding is nu absoluut tegengesteld. Moeder, zo motiveer ik dat het conflict tussen ons beiden in dec. slechts bepaald werd door de kinderkamer, en niet door ras. Wanneer hier ras-eigenschappen bij in het spel waren, dan zouden ze zo uitgesproken zijn, dat Eida voor mij en ik voor Eida nooit belangstelling had kunnen hebben. Ik zou eigenlijk gezegd, ook niet kunnen zeggen welke ras-eigenschappen, behalve gestalte, fysionomie [3] dat wel zouden kunnen zijn.
In december kregen we het conflict; als een flits werd dit alles me duidelijk. En ik wist hoe mij te moeten veranderen. En dat ik hierbij ingrijpend te werk moet zijn gegaan, moet ik opmaken uit Eida's woorden, uit Vader's woorden en ook uit mijn eigen veranderde opvattingen tegenover vele problemen. In hoeverre het werkelijk volledig ingrijpend is, zal de naaste toekomst ons ook leren.
Nu volgt het tweede "conflict" in januari, m.i. de gevolgen der ziekte en misschien ook als nawerking van het eerste conflict. Eida zegt dat het eerste conflict hierin geen rol heeft. Uit mijn gedrag in deze tijd zoudt u kunnen concluderen over de intensiteit van mijn verandering. Moeder, ik wil zo eerlijk mogelijk zijn, – het is voor mij heel moeilijk om alle feiten nu al juist te zien, want het was te schokkend, – ik zal zowel de goede als de slechte zijden belichten, en ook haar oorzaken. Ik wil me van niets vrij pleiten.
Direct na de ontvangst van de brief van Eida, dacht ik: hoe is het mogelijk, voor drie dagen was alles nog heerlijk in orde, het was een depressie, dacht ik. En zo gauw als ik kon, kwam ik, en deed alle moeite om Eida tot andere gedachten te brengen. Eida weigerde. Toen werd mij duidelijk, dat het hopeloos was. En toch zei me een stem: dat is niet waar, en kost wat het kost, jij blijft Eida trouw, jij bent niet vrij, al zegt Eida het je ook zo duidelijk. Ik herinner me niet toen iets nagedacht te hebben over het moeilijke van zo'n onzeker bestaan. Direct zou ik alles uitstellen, etc. etc. En toen ik 's avonds van Vader afscheid nam, was ik opgeruimd.
Maar toen op de daarop volgende dagen, begon ik alles te bepeinzen: waarom zou Eida dat gedaan hebben: uit deze tijd stamt een klein verwijt tegen Eida, juist omdat ik ook niet maar enig gegeven had om de waarschijnlijke oorzaak te reconstrueren. Uit deze tijd stamt ook de vergelijking van "kat en muis". Toen volgde depressie op depressie: ik belde u op, om te weten wat het was. Moeder was toen zo lief met me te gaan wandelen. En alras kreeg ik het vermoeden van de waarschijnlijke oorzaak, zoals ik u die ook schreef. Maar hierop volgden toch nog depressies, toen ik hoorde dat Eida de piano ging verkopen, dat Eida kleren ging kopen voor een fuif. Zou zij zo luchthartig zijn, zo wispelturig? Daardoor kwam ik zo somber. [4]
En steeds was er een stem die me zei: Eida is ziek, Eida moet rust hebben, alles wat haar drukte wil ze weggooien. Toen kwamen de moeilijkheden met mijn betrekking, brieven van huis, dat ze me nodig hadden. Toen kwam het tijdstip dat ik naar Bonn moest. Al deze depressies werden gedeeltelijk overwonnen én door uw brieven – in de tijd dat u ziek was, Moeder, was het voor mij heel, heel naar – én door Mevr. v. Gilse en Jaap en Houw.
Toen moest ik naar Bonn en ik ging met een verstandelijke zekerheid dat alles goed zou gaan, maar zonder de hiervoor nodige overtuiging. En ik kwam in Bonn en vond mij alleen, niemand die mij opbeuren kon. Alles was koud, en brieven kwamen zelden. (Moeder, dat is geen verwijt, hoor).
Er volgde een diepe depressie, ik begon alles te analyseren uit gebrek aan een kameraad, waarmee ik me kon bezig houden, toen kwam zelfmedelijden, toen kwam een opstand tegen de omstandigheden, die zo wreed waren, etc. (Eida werd hierin niet direct betrokken, voor zover ik het me herinneren kan) en mijn brieven werden hoe langer hoe onaangenamer. Dit verdriet had de overhand, en ik sprak er over hoe Eida voor mij moest zijn, etc. etc. Toen kwam uw brief en zie, Moeder, zover zijn we, dat ik me nu verzoend heb met de omstandigheden en mijn liefde weer onvertroebeld staat in mijn hart.
In hoeverre ik al te egocentrisch ben geweest, in hoeverre dit alles niet had gemogen, indien ik ware liefde had gehad, ik weet er niet op te antwoorden. In hoeverre ook uit dit alles, uit al mijn depressies, al mijn brieven op het onveranderde egoïsme van voor december terug te concluderen is, kan ik niet zeggen. Wel kan ik zeggen, dat niets in mij Eida verwijt, niets haar opeist, niets waarop ik mijn recht opeis, en ik kan u wel met mijn diepste overtuiging zeggen, dat ik nu weet te wachten, in de zekerheid dat alles goed gaan zal, omdat ik mijn liefde als echt en waar voel, zonder bijmenging van eigen baat.
Moeder, mocht u met dit onderzoek niet eens zijn, mocht ik voor mijzelf te partijdig zijn geweest, schrijf het me s.v.p. U weet uit al mijn brieven, die zo getrouw mogelijk de stemming van het ogenblik weergeven, hoe ik ben geweest. Ik heb ze eerlijk geschreven, zelfs soms tegen het gevoel in, dat zij u lastig zouden zijn, omdat ik voor mij dit liet gelden, dat u het recht hebt te weten hoe ik in de onzaligste tijd van mijn leven ben, waarin meestal de lagere eigenschappen, die dienen om zelfbehoud, als voor verdringing van verdriet, tevoorschijn komen, en dat u, om te weten wat voor een man Eida wil trouwen, u geen moeite zult sparen.
Moeder ik dank u nog voor uw brief en Vader ook, en geloof me dat ik heel veel van Eida houd en van u allen.
Dag,
Hok
Vond Eida de romanknipsels leuk?
1928-11-11 Hok aan Moeder
HOK
11 november 1928.
Lieve Moeder,
Nog hartelijk gelukgewenst met Thijs' succes, zeker een pak van uw hart. Ook nog hartelijk dank voor alles wat u in de laatste maanden voor me hebt gedaan en voor uw raadgevingen. Ik hoop dat u zo langzamerhand overtuigd bent geworden, dat Eida en ik samen gelukkig zijn.
Het leven is nooit zo gemakkelijk of zo moeilijk als anderen het voor ons zien. Wat gemakkelijk of moeilijk is, is trouwens niet precies te zeggen. Moeilijkheden zijn er natuurlijk in elk leven, in het eenvoudigste als in het meest gecompliceerde; de vraag is alleen hoe de betrokken persoon er op reageert. Of hij het met vreugde aanvaardt, dan wel het als een last ondervindt. Want ik geloof niet, dat u reden hebt te zeggen, dat Eida en ik het leven samen lastig vinden.
De moeilijkheden die Eida en ik ondervinden zult u zonder meer, steeds als groter zien, dan ze in werkelijkheid zijn, omdat de omstandigheden buiten het kader van het normale zijn. Dat moeilijkheden er zijn, méér zelfs dan anders misschien, wil ik niet ontkennen, maar met liefde overwint men ze zeker. Eida noch ik vinden die moeilijkheden eigenlijk groot. Het rolt vanzelf voorbij.
Veel heb ik u eigenlijk niet te vertellen. Ik sta versteld, dat mijn garderobe geen extra gaten méér vertoont dan voor het gebruik perse noodzakelijk is. Het werk gaat met de nodige moeilijkheden rustig verder.
Het kamerleven bevalt me uitstekend. Ik leef nu op z'n Hollands, 's middags kalter Aufschnitt om 's avonds de hoofdmaaltijd te gebruiken. Jammer dat de goedkopere restaurants niet hierop berekend zijn, zodat ik met mijn avondhonger de opgediende schotels microscopisch klein vind. Eventuele nadere opvulling vind ik dan wel in droog brood, fruit en gedroogde pisangs. [2]
Het lijkt me dat ik nog duurder uit ben als toen ik nog in pension was, maar daarvoor mis ik de interessante gesprekken over het weer dat nooit goed werd gevonden.
De mensen waar ik bij woon heb ik door mijn "Kölnische Zeitung" gelijmd. Ze mogen deze krant van me lezen en dat verschaft me een extra goede verzorging en een zeer gevarieerde koffietafel, waarin ik tot op heden nog geen regelmaat heb kunnen ontdekken. Alleen het kousen stoppen heb ik er nog niet bij, maar dat doet de wasserij wel om een bagatelletje.
Met spanning verwacht ik Eida's komst. Het tijdstip waarop ze me het welkomst is, heb ik nog niet bekendgemaakt. Ik wacht van haar ook nog een voorstel.
Nu, het gaat u goed, met groeten aan Vader, Emma e.d. anderen.
Mocht Eida nooit mijn groeten aan u overbrengen, mag ik u bij deze voor deze nalatigheid (mijnerzijds) mijn excuses aanbieden en u verzoeken mij hiervoor een jaarlijks abonnement met automatische verlenging te willen geven.
Hartelijke groeten,
Hok
1928-05-26 menukaart verloving
26.5.1928
SPIJSLIJST
Allerlei voorgerechten
------
Aspergesoep
------
Gevulde hoorntjes
------
Kalfsborst met jonge
groenten en aardappelen
------
Gevogelte met ingemaakte
vruchten
------
Fossielenijs
------
Fruit
------
Dessert
[2]
Lie Soen Keng
Mr Colta Cohen Tervaert
Loe Ping Kian
Annie
Bep v. Douwe
Emy Kaiser
Tan Sin Hok
Eida Schepers
JJ Dempsy
Henk Roelofs Heyrmans
Mia Lodder
Han Tiauw Kie
Tan Tek Bheng
J. van Gilse
Gerard Cohen Tervaert
Thung Sin Nio
Dam.....
MM Kersten
M...erster-Corte.....
Menno
Hugo
Anneke
Zuster Leidie
1928-05-04 Hok aan a.s. schoonouders
HOK
Bonn, den 4den Mei '28
Beste Mevrouw en Mijnheer,
Even een paar woorden aan u – die ook ik weldra mijn ouders zal mogen noemen, – nu ik me de dag van zaterdag voor de geest haal. Moge deze dag, waarop toch in de openbaarheid wordt getreden met de keuze van het levenspad van Anneke, voor u steeds een gelukkige blijven. Zeker zal voor u deze lente in blijde herinnering blijven, wanneer bij u niet alleen de overtuiging bestaat dat uw Anneke en uw Eida in het volste bewustzijn hunner verantwoordelijkheid jegens u, jegens hun aanstaande echtgenoot, zich bekend hebben, maar ook wanneer u ten volle overtuigd bent, dat hun aanstaande wederhelften uw dochters verdienen en dat ook met hun daden tonen. Moge u nimmer in Thijs teleurgesteld zijn, moge Anneke nimmer haar stap betreuren; dan zal deze dag uw levensgeluk stellig verhogen.
Als ik op deze dag in Holland was, zou ik aan u beiden een heildronk wijden. Aan u, die werkelijk ideale ouders zijn, zoals ik ze nog niet heb aangetroffen. "Vater werden ist nicht schwer, Vater sein um so mehr!" zegt een humorist.
Dag,
Hok
1928-04-27 Hok aan a.s. schoonmoeder
HOK
27/IV '28.
Beste Mevrouw,
Eida schreef me, dat u zich over ons twee meer of minder ongerust maakt; of het terecht, dan wel ten onrechte is, zal uit Eida's reactie tegenover de nieuwe toestand waarin ze nu staat, in de toekomst moeten blijken. Gaarne had ik tijdens mijn verblijf in Holland ernstig met u en meneer willen spreken, de gelegenheid daartoe ontbrak me echter, zodat ik nu wel mijn toevlucht tot de pen moet nemen, in de hoop dat ik een gedeelte van de bezorgdheid zal kunnen wegnemen. Mijn meer of minder hoekig schrift wilt u me wel excuseren; ik zit op een stotende en schuddende boot op de Rijn om wat te bekomen van de vele emoties de laatste weken.
Liefde is zulk een wonder, zozeer dat zij zich niet laat vangen in woorden, dat zij zich niet laat zeggen, noch wat haar wezen is, noch in haar momentele omvang. Ik wil u dan ook niet proberen te overtuigen, dat tussen Eida en mij liefde bestaat; ik zou het niet eens kunnen, maar wat ik wel kan doen is, het vreemde, dat u in mij voelt voor u weg te nemen, voor u verklaarbaar te maken.
Ik versta u wel, dat u zich over Eida bezorgd maakt, want Eida's toekomst kunt u niet overzien, zij gaat in den vreemde, zij gaat met een voor u nog vreemde man, in een voor u vreemd cultuurmilieu; u weet niet bij benadering, welke omstandigheden mijn toekomst bepalen, hoe ze mij zullen veranderen, of die eventuele veranderingen Eida niet ongelukkig zullen maken – u weet alleen, dat mijn levenspad niet gebaand is! [2]
Mijn levenspad is niet gebaand, maar wiens levenspad is nu eigenlijk niet doornig; iedere jongeman, die zich wil laten gelden, moet strijden voor zich; hij zou zelf niet eens willen dat anderen, zij deze ook zijn ouders steeds voor hem uitgaan en hem elke puntige steen wegduwen – hij zou zo'n gevoel hebben, alsof hij een kind was, hij zou in opstand komen tegen hen, die hem juist liefhebben!
Zijn mijn moeilijkheden nu groter, dan van een normaal jongmens, ik kan het u niet zeggen, want absolute maten bestaan in deze problemen, die immers slechts appreciatie kwesties zijn, niet. Elkeen zal de moeilijkheden in zijn leven immers als de grootste ooit bestaande beschouwen; elkeen zal er tegen vechten als stond zijn leven op het spel – zo is het tenslotte ook!
Een vooroordeel bestaat tegen mij, n.l. omdat ik meer gepigmenteerd ben en niet behoor tot het blanke ras, – maar wie zal dit vooroordeel laten gelden? Zijn het niet zij, die bekrompen zijn van opvattingen, zij, wier bestaan naast ons wij als een noodzakelijk kwaad aanvaarden en niet zij, die we tegemoet komen met al de onbevangenheid van ons wezen?
Zal ik nu niet automatisch mijn vrienden kiezen onder diegenen, die in mij niet de Chinees zien, maar de mens met zijn cultuur! Zal Eida nu van hen last ondervinden, ik denk en ben ook overtuigd van niet.
Die vooroordelen zullen mij een hindernis zijn, daar waar ik met die mensen te maken heb, daar waar ik tegen hen moet concurreren. Zij zullen tegen me intrigeren! Hoe zal ik me in stand kunnen houden? Door met de grootste mensenkennis te handelen, door met de meeste zelfbewustheid te handelen, door me hun meerdere, in cultuur, in technische kennis te tonen, opdat zij mij aanvaarden als een uitzondering! En ik zal slechts zó bij voortduring kunnen handelen, wanneer iemand naast me staat voor wie ik het doen moet, want ik ben geen chauvinist, die gelooft, dat ik het doen kan voor de Chinese groep, ik weet maar al te goed, dat nationalis- [3] me geen krachtig genoeg stimulans is tot het doen van onbaatzuchtige daden. Daarnaast heeft de een eerzucht, de andere liefde.
Eerzucht heb ik in voldoende mate, maar tot nu heeft zij zich slechts geuit in het bereiken van absolute waarden, zoals in de wetenschap. Bevrediging in resultaat van relatieve aard, zoals een naam die op aller tongen ligt, door rijkdom bijv. of doordat ik in de politiek werkzaam ben, ligt ver van mij; wanneer ik ook naam krijg, zo zal het slechts zijn door positieve resultaten en niet doordat ik een nieuwe combinatie breng van datgene wat reeds bekend is, niet door sofismen !
Wat ik zal doen zal steeds zijn bron vinden in de liefde; in mijn wens om het Eida zo aangenaam, zo gelukkig mogelijk te maken. En de dank voor al mijn moeite zal ik ook werkelijk niet krijgen van hen, voor wie ik indirect werk; een blijk van erkentelijkheid van Eida zal mij voldoende zijn.
Nu zult u mij vragen of ik niet ondanks mijzelf in een openbaar leven zal worden getrokken om dan tegen beter weten in allerlei te doen, wat voor het huwelijksgeluk funest is. Twee sterke remmen heb ik, n.l. ik zal niets doen wat Eida van mij zou kunnen verwijderen; ik heb de wetenschap die vrijwel al mijn energie voor zich opeist.
Maar mocht ik toch in het openbaar leven treden, mocht ik de wetenschap wat gaan verwaarlozen, zo zal het slechts zijn om te getuigen van mijn overtuiging, en dat zal dan zeker Eida's goedkeuring wegdragen, omdat die overtuiging dan zal zijn óf dezelfde als die waarmee ik Eida veroverd heb en die mij nu zo gelukkig doet zijn, óf een verdere uitwerking van deze overtuiging, die met medewerking van Eida zal plaatshebben.
U hoeft dus niet bevreesd te zijn, dat ik naar een oud Chinees leven terug zal verlangen en Eida daarin tegen haar wil zal meeslepen, want dat zou slechts kunnen gebeuren uit overtuiging en dan is het toch immers ook Eida's overtuiging, en Eida zou niet anders dan gelukkig zijn!
Maar de waarschijnlijkheid dat we dit zullen doen is gering, want de Chinese civilisatie ben ik niet alleen ontwend, maar [4] ook ik pas er niet meer in. Het wezen van de Chinese civilisatie is, dat de oudere generatie alles wat der jongere generatie is, voor zich opeist, een trek, die zich vooral uit in de voorouderdienst jegens afgestorvenen en in de uitgebreide nomenclatuur, die men heeft voor zijn familieleden. Elk lid van een vorige generatie, elkeen die ouder is dan de betreffende persoon moet met een bepaalde aanspreekvorm worden genoemd! De oudere generatie eist van de jongere eerbied, piëteit, naar mijn mening is eerbied niet op te eisen, hij moet verdiend worden.
Bij ons weten de oudere generaties hun plaats in de tijd niet; zij vergeten dat zij slechts een schakel zijn tussen verleden en toekomst, zij vergeten, dat zij niet alleen degenen zijn, die al wat voor hen is verbindt met al wat komt en nog komen moet. Zij vergeten, dat de volgende schakel t.a.v. het komende een belangrijkere plaats inneemt, zodat zij deze volgende schakel niet steeds moeten bevoogden en ook vrijheid moeten laten.
De jongere generaties hebben bij ons door deze eeuwenoude gebruiken niet voldoende morele moed om zich de nodige vrijheid op te eisen; zij weten niet eens dat zij voor de komende geslachten de belangrijksten zijn; zij richten zich "uit piëteit" liever uit onbedachtzaamheid steeds naar de wil der ouders! Voor mij ben ik als schakel, zowel aan het komende als aan het verleden gebonden; het verleden zal ik niet onnodig verdriet doen; zij zullen ook van mij geen verdriet ondervinden, wanneer zij hun plaats weten, wanneer zij mij de vrijheid, die ik opeis geven. Kunnen zij dit niet, dan zal ik alsnog proberen hen te overtuigen en mislukt ook dit, wel dan ben ik voor mijn geweten verantwoord, immers mijn geweten is de wachter van mijn overtuiging, het is mijn overtuiging zelf en dan pas zal ik mij losmaken, waarbij ik dan nog zal proberen die breuk te camoufleren, want ik zal de tragiek van mijn vorige generaties niet willen verscherpen. Eida zal mij bijstaan, omdat ook zij mede mijn overtuiging helpt opbouwen en Eida zal zich niet ongelukkig voelen.
Weifelen zal ik niet, wanneer iets gedaan moet worden voor ons huwelijksgeluk, want dit geluk is de bron van mijn energie en het weifelen zou slechts een zelfondermijning zijn! [5]
Zou ik nu ooit terug kunnen verlangen naar die engheid, naar die retrospectieve levensopvatting; zou ik nu ooit berouw krijgen en heimwee naar die civilisatie? Wat ik doe, wat ik gedaan heb spruit voort uit mijn innerlijk; overtuiging en geweten hebben mij in die richting gedreven; zou nu later mijn overtuiging plotseling kunnen veranderen? Zoals een licht bij het uitgaan van een lamp plotseling duisternis wordt? Hebt u hiervoor geen zorgen, want Eida zal die overtuiging mede door haar persoon doen groeien en dat zij het doen zal, dat zij mij niet zal bederven, weet u even gewis als ik.
Liefde is zo wonderlijk, zij is zo teer en toch zo sterk; zij is even oud als de vrijgeboren mens bestaat en toch is zij voor hem die leeft even nieuw! Bij de een uit zich de liefde zo, bij de ander weer anders, en uit de voor anderen zichtbare symptomen kan men niet oordelen naar de diepte, de waarheid van de bestaande liefde. Iedere waarlijke liefde, liefde die wortelt in het geheel der ziel, uit zich al naar gelang van de persoonlijkheid, al naar gelang van hun smaak, van hun cultuur, van hun moraal. Dat moet zo zijn, want zonder dat de persoonlijkheid in "Mitleiden-schaft" getrokken wordt, is liefde onbestaanbaar.
Eida noch ik houden van grove sentimentaliteit, evenmin houden wij ervan te tonen aan derden hoeveel wij voor elkaar zijn en wanneer derden het toch merken zo zal het slechts in de niet zichtbaar te maken handelingen zijn, nimmer echter in liefkozingen. Deze beschouwen we reeds als behorende tot onze intiemste verhoudingen; beoordeelt u dus onze liefde niet naar de zichtbaar te maken symptomen, de schoonheid van onze liefde zal steeds verborgen blijven voor anderen en zij is, juist omdat zij een geheim is van ons twee, een mooier iets.
Noch Eida, noch ik zouden wensen dat we anders zijn. Onze liefde kunnen derden waarnemen in de "petits riens" van het leven, wanneer wij onbevangen handelen, en in deze "petits riens" heb ik ook Eida afgemeten en heb ik haar liefde kunnen peilen, anders ware Eida nu niet mijn verloofde. [6]
Eida is te kritisch om onbevangen te zijn, men moet haar vangen op ogenblikken waarin zij zich laat gaan en dat zijn juist de meest onbelangrijke ogenblikken, althans voor derden. Anderen mogen ons niet begrijpen, zij mogen onze houding stijf vinden, wij weten wel beter en voor ons is dat voldoende; voor ons zelfs is dat aparte, dat bijzondere, onze trots, ons geluk omdat we weten dat zelfs in het bijzondere wij met elkaar eens zijn.
Ik zou Eida niet anders kunnen wensen, want zo heb ik me mijn verloofde, mijn vrouw voorgesteld: vrij beslissend al hare handelingen, en dan, wanneer zij tot iets overgaat handelend uit volledige overtuiging, vragend met redelijkheid, met natuurlijke vanzelfsprekende redelijkheid en zich volledig gevend. Schablonen waren me steeds een gruwel, want mensen zijn wij die over zichzelf beschikken moeten, in onze vrijheid slechts beperkt door een moraal waarvan de juistheid ons bewust is.
Zulk een verhouding slechts kan ik liefde noemen, zulk een verhouding was mij vroeger ideaal, nu een werkelijkheid geworden.
De hoe-groot-heid van mijn liefde voor Eida kan ik u niet in maten geven, maar dat die liefde waar is, weet ik, en weet Eida en beiden zijn wij nu gelukkig; anders zouden wij niet willen.
----
Liefde is zo verwonderlijk, op het moment dat wij zeggen dat we de liefde kennen, kennen we haar eigenlijk niet, want de liefde groeit en groeit en zij groeit juist in de grootste moeilijkheden het sterkst, want dan hebben wij elkaar het meest nodig; in de zonnigste ogenblikken slaapt de liefde, in de donkerste is zij wakker.
Ik acht mij gelukkig Eida te bezitten, want ik weet dat die liefde steeds zal groeien, dat wij nooit levend zullen sterven, dat wij steeds zullen leven de volheid van het leven.
De moeilijkheden mogen komen: Eida zal ze trotseren om mij en ik om Eida en samen zullen wij overwinnen, want samen zijn wij een in zichzelf compleet geheel.
Dag,
Hok
1945-12-28 Moeder en Vader aan Eida
MOEDER en VADER
Amsterdam, 28/12 '45
Dierbare Eid,
Wat heb je ons gelukkig gemaakt vandaag met je lange brief, die je zo keurig links had gepresteerd, zoals je schreef. Hij was heel duidelijk te lezen, (zelfs zonder vergrootglas deze keer!!) en we zijn zo blij met je evenwichtigheid en je geestkracht en de goede berichten over je arm. En over het zo zeer harmonische slot van je huwelijksleven – wat een geluk, dat jullie dat samen zó intens hebben genoten – dat is de muziek die zal blijven doorklinken "want wat men eens geniet gaat nooit voorbij" – Het zou zoveel erger geweest zijn, als Hok, zoals zovelen aan ontberingen was omgekomen – Gelukkig ook, dat je links zo goed kunt schrijven en je misschien ook al goed kunt redden – men wordt wel vindingrijk – ik b.v. heb al haast 2 jaar een kwaal aan mijn duimen en er zijn maar weinig dingen, die ik beslist niet kan doen, b.v. een citroen uitknijpen – Max leerde mij, hoe ik schrijven het langst uithouden kan met de pen tussen wijs- en middelvinger, zodat de duim geen hoofdrol vervult. Ik ben zo dankbaar dat ik mijn werk ermee kan doen, én met jullie corresponderen. Er is altijd een goede fee 't laatst aan de beurt, net als bij Doornroosje – zij kan aan alles een gunstige wending geven. Als men daar maar op vertrouwt! Wij weten nu, hoe de ramp is gebeurd, maar je schrijft niet hoe en wanneer jijzelf werd gewond. Goddank, dat je arm weer geheel zal genezen. Vader zegt dat humerus schouder is, waar zit de wond nu precies? En ging de kogel door een been heen? We kregen jullie brief op het velletje van Dirk zeker en we hebben direct erover gejuicht, maar je hebt onze brieven wellicht niet ontvangen en Em en Dirk ook niet – we wisten ook nooit een adres, we schreven naar het Adek Kamp , naar de Van Hoytemaweg, naar de Bevervoordeweg en naar de Houtmanstraat. In 't begin met elk vliegtuig, maar nu er 3 per week gaan, zouden we dat niet meer kunnen bij-benen en bij-vingeren. Van Em hoorden we ook nooit meer iets na de eerste 2 brieven – zelfs kregen we nooit antwoord op onze eerste vliegbrief. Vele vliegtuigen kwamen al aan en stelden ons teleur. Misschien komen jullie brieven door via 't Roode Kruis – we hopen zo vurig dat de orde gauw is hersteld bij jullie en de partijen het eens zullen worden. Er lijkt nu wel kans op. Dank voor je gelukwensen op mijn verjaardag, die de eerste weer was in vrede, maar toch geen feestdag kon zijn. Vader betert gelukkig wel maar hij ligt nog te bed en ik zei alle visite af. Dat is wel niet zo'n aantal als vroeger in ons geliefd Den Haag, maar 't zijn er toch wel een stuk of 10. Leenmans[1] kwam nog onverwacht – jullie moeten erg veel groeten hebben – [2] en de Caljé's kwamen nog en Max en Annie 's avonds. Mies Caljé gedraagt zich als een lieve dochter altijd voor ons – ze brengt aan Vader altijd iets voor zijn pap en zo. Zijn dieet is al iets uitgebreid: hij mag vis hebben en aardappelpuree en boter en suiker in pap en yoghurt en cream crackers. Eens per week komt de dokter en dan wordt het menu weer uitgebreid tot grote vreugd van de patiënt. Hij houdt zich kranig, want zoals jullie weten, is het gebrek aan beweging een penitentie voor hem. Maar hij zal over een weekje wel op mogen. Hij is weer aan het dichten in Latijn, Grieks en Nederlands. Kregen jullie die gedichtjes van hem nooit?
Ik had erop gevlast dat op deze verjaardag brieven van jullie allen zouden komen – maar dat ging nog niet. Anneke zond een pakje met een heerlijke rubberkruik er in, zelfgemaakte voetenzakjes en kostelijke chocola. Ze zal jullie ook wel verwennen als 't mogelijk is! Maar ik had dan toch het heerlijke vooruitzicht van jullie zelf binnenkort in de armen te mogen sluiten!!! Het is wel naar, dat we geen eigen huis hebben, maar we kunnen toch niets zoeken, voor we weten, waar jullie allemaal willen neerstrijken. Em en Dirk zeker in Den Haag – daar kunnen wij niet weer wonen, voorlopig zijn er geen huizen voor gepensioneerden. Ik wou wel naar Wassenaar – daar is ook een lyceum, maar eigenlijk is nergens een huis te krijgen – hier in Amsterdam wou ik niet graag blijven – in deze huizenzee voel ik mij altijd zo verloren, vooral als ik verre boodschappen moet doen naar die bureau's, waar Vader anders heen gaat, in de stad – 't is alweer zo'n gerace met auto's en trams – maar voor de kinderen is Artis misschien wel aardig? Wij wonen hier mooi buiten in 't groen en een groot plat achter onze slaapkamer is 't zomers een heerlijk zitje met uitzicht op 't Vondelpark. Wat een aardig kiekje van je 3-tal! Gijsberts prachtige lichaampje is er goed op te zien – ik wou Axels en Lisa's armen wel graag even naar beneden trekken om hun gezichten te zien – daar ben ik zo benieuwd naar. Axel is niet zo veranderd als Lisa natuurlijk, die net 2 ½ was toen ik haar voor 't laatst op de arm droeg aan 't station op 7 april 1938. Goed, dat we toen niet wisten, dat 't afscheid van 8 jaar zou zijn en van Hok voor altijd! En Em c.s. zagen we in 9 jaren niet – Anneke in 7 jaren – maar nu gloort de morgen! Wij hebben alle films nog hoor! En ons zilver ook – genoeg voor jullie allen – linnen zal ook wel gaan en kleren zal Anneke wel sturen. Geen zorgen! Als we jullie allen eerst maar hier hebben, alle elf! Of zou Dick niet mee kunnen komen? Allemaal heel hartelijk gekust en gegroet op Dirks verjaardag, die jullie hopelijk weer met elkaar gevierd hebben en nog vele jaren zullen vieren, door
Vader
-----
[1] De vader van dichteres Vasalis (pseudoniem van Margaretha Drooglever Fortuyn-Leenmans; 1909-1998).
1945-12-24 Eida aan Emma
Lieve Zus –
Voorlopig kom ik nog niet – Gister is het gips eraf geweest – de wonden lijken goed genezen te zijn, maar tot mijn schrik merkte ik vannacht dat het bot bij de elleboog nog helemaal loszit, hetgeen de dokter vanmorgen bevestigde – Straks of morgen zal hij de arm nog eens zetten – Niets aan te doen: eens zal het over zijn – Als je weer eens komt, breng dan die gele overgooier voor me mee met de kleurige bloemen van zijden crepe –
Ik schreef een lange brief aan V. en M. – ter geruststelling. Wat geweldig dat Vader weer zo goed is dat had ik niet durven hopen, hopelijk doorstaat hij ook de schrik om ons –
Dag liefje, omhels m'n kindertjes – ik knap te langzaam op naar m'n zin –
geduld is de boodschap
Eida
[Randje]
Ik kreeg Axels briefje voor Mien
1945-12-16 Moeder aan Eida
MOEDER
A'dam 16 december '45
Dierbare Eidje,
Wat ontzettend is dat! Sinds we Axel's brief lazen, zijn wij vervuld van schrik. Wat moet dat voor jullie geweest zijn, toen de aanvallers kwamen en wat voor minuten moeten zijn gevolgd – minuten waarin jullie levens zo'n grote verandering hebben ondergaan en Hok's leven eindigde, zo plotseling. Hopelijk heeft hij er niets van gevoeld – en jij had ook nog erge pijn zeker in je arm – het is vreselijk! Maar toen Axel schreef, 3 dagen later, was je toestand goed – dat is ons een troost en die lieve kinderen waren bij je in 't ziekenhuis en schreven ons alles. Geef ze een dikke kus er voor – Ze zullen je zeker goed helpen en Axel zal al gauw een steun worden. Als je steun nodig hebt, want je bent een flinkerd en zult na de eerste moeilijke tijd, wat goeds van jullie leven weten te maken. Je schreef, dat je in het kamp veel had nagedacht over de verschillende perioden van je leven en dat je aan ons hebt gedacht, als meelevende met jullie in grote en kleine gebeurtenissen – denk er dus aan, dat we nu met open armen je verwachten en jullie alle 4 met liefde zullen omringen – Em en Dirk nemen jullie zeker mee! Dirk schreef aan Eida , dat ze al gauw misschien konden komen! Wij zelf kregen niets van hen met de laatste 2 vliegtuigen, maar Eida kreeg de hare wél gelukkig –
Wat zal ik je verder zeggen? We hebben zoveel beleefd vroeger samen en zoveel gepraat – we weten het wel hè? Ik hield veel van Hok, hoewel hij wel moeilijk was in de omgang af en toe. Omdat hij moeilijk was voor zichzelf en dat kwam ook door zijn sombere jeugd.
Jij hebt het niet gemakkelijk gehad, maar door de tegendruk ben je sterker geworden, net als bij het Mensendiecken – sterker van geest en karakter.
Je zult je er best doorheen weten te slaan! Ik heb het volste vertrouwen in je.
Vader knapt alweer op en heeft liggend een briefje aan je geschreven. De dokter (Delprat) was zeer tevreden gisteren. Morgen mag hij een beschuit hebben in de yoghurt en wat pap – hij is uitgehongerd door het melkdieet en het weinige eten vóór de bloeding . – We hadden de hele dag bezoek: de Leenmansen, Noordenbossen,
v.d. Zijls, Max , allemaal achter elkaar en nu gaan net Hans en Mies Caljé weg –
Allen groeten jullie hartelijk. Hok heeft zich zeer bemind weten te maken bij onze vrienden – [2]
N.S.
Je denkt misschien, dat nu wij geen eigen huis hebben, jullie niet bij ons kunnen zijn. Maar dit is een groot bovenhuis met 2 logeerkamers en 1 bed op zolder. En ik zal de Leenmansen de kinderbedden terug vragen, als die tenminste niet weggebombardeerd zijn, zoals 't grootste deel van hun inboedel. Dan is er een voor Gijsje. En de Jorissen zijn allerliefste edele mensen, die niets liever doen dan helpen – de eerste tijd kunnen jullie hier prachtig logeren en dan kunnen we verder zien.
Ook Jup heeft een logeerkamer beschikbaar gesteld voor de Vereniging Holland helpt Indië, hij zei erbij "uw dochters gaan voor hoor – denkt u daaraan".
[Randje pag. 1]
Dag schat, houd je kranig en beterschap met je arm – Kus Em en Dirk en hun 4-tal hartelijk van Vader en mij en je kinderen ook. Met het vorig vliegtuig schreven we aan jullie allen samen, adresseerden we V. Engelbert v. Bevervoordenweg – hebben jullie die gekregen?
Dikke zoentjes van Moeder.
1945-12-15 Vader aan Eida
VADER
Amsterdam, 15 dec.'45
Lieve Schat,
In gedachten zijn wij natuurlijk bij je en volgen wij je doen en laten. Zo denken wij nu, dat je met de kinderen bij Em en Dirk bent, wellicht met je rechterarm in een verband. Wij hopen toch zo dat de kogel geen onherstelbaar kwaad heeft toegebracht aan je elleboog!
Verder hopen wij, dat jullie allen met elkaar heel gauw aan boord zult gaan – huiswaarts uit dat nu zo ongastvrije en gevaarlijke Java. Wij zullen jullie met open armen ontvangen: als wij eerst maar bij elkaar zijn zullen we rustig verder plannen maken.
Je hebt Hok wel plotseling en onverwacht verloren. Een zekere troost is het feit dat hij niet, zoals helaas zovelen, in een of ander kamp of gevangenis na veel lijden is bezweken, al blijft natuurlijk het droeve en wrange dat hij veel te vroeg is heengegaan in de kracht van zijn jaren.
Vir bonus et fortis, vir doctus et ingeniosus
Praedonum manibus concidit ante diem.[1]
[2]
En jij bent nu voor de moeilijke taak gesteld om je met je drietal "er doorheen te slaan". Maar jij bent flink en energiek en je kinderen zullen ongetwijfeld ook tonen wat ze kunnen, en bovendien kun je rekenen op veel steun in de eerste plaats van ons, maar ook van zusters en zwagers, vrienden en vriendinnen.
In gedachten neem ik je in mijn armen als was je nog een klein kindje ...
Tegelijk met Axel's briefje (waarvoor je hem namens ons moet bedanken) kregen wij ook één van Thijs en dit was zó warm gesteld, dat wij ervan overtuigd zijn dat hij reeds nu gedaan heeft wat hij kon om het je gemakkelijk te maken. Je hebt inderdaad twee krachtige en liefdevolle zwagers! – Vele, vele groeten aan allen!
Vader
N.S.
Zo pas waren o.a. de Leenmansen bij ons – Moeder heeft met Tante Lous over de Levensverzekering gesproken.
Ik schrijf dit te bed.
-----
[1] Een waardig man in zijn kracht, geleerd en verstandig, / is voortijdig gevallen door toedoen van rovers.
1945-12-10 Moeder aan Eidema's*
MOEDER
A'dam, 10 dec. '45
Dierbare Eidema's,
Jullie weten zeker al, dat we deze naam in onze oorlogscorrespondentie met Anneke gebruikten voor al wat behoorde bij Eida en Emma? Dat ik jullie nu gezamenlijk schrijf, is omdat ik graag met het overmorgen vroeg vertrekkende vliegtuig jullie wil melden, dat Vader wéér een darmbloeding heeft en weer te bed moet liggen. Het openbaarde zich juist op de Sinterklaasdag en omdat het eerst niet zo erg leek vond oom Willem 't niet nodig dat hij naar bed ging maar hij mocht hier op de bank liggen of op de luie stoel voor de kachel zitten. Maar toen op 7 dec. weer veel zwarte ontlasting kwam voelde hij zich slap en vervelend en koud en wou zelf maar liever naar bed. Hij is weer erg mismoedig over deze nieuwe teleurstelling en het verlies van zijn met zoveel moeite gespaarde krachten. Oom Willem zit er ook over in en Vader zei hem waarom hij hem toen ook niet had geopereerd in oktober of begin november, toen hij zo goed was. Maar oom W. antwoordde, dat hij onmogelijk het risico van een operatie nemen kan, als hij de absolute noodzaak er niet van inziet. Hij hoopte dat de goede voeding en het hervonden contact met jullie zo gunstig zijn gezondheid zouden beïnvloeden, dat er geen bloedingen meer zouden komen. Zij zijn trouwens nu 3 ½ maand weggebleven. Oom W. heeft ons nu een huisdokter gestuurd, zijn eigen dokter Delprat, ook met het oog op zijn reis naar Engeland over 10 dagen. Deze dokter heeft een nieuw geneesmiddel voorgeschreven – dat lijkt ons best en hij zal ziekenrantsoenen melk, boter en eieren weer aanvragen. V. mag nu niets anders hebben dan melk en yoghurt – we weten dat langzamerhand. Ook dat hij zich na enige dagen beter gaat voelen, dat dan de stemming ook verbetert en dat werkt weer gunstig op alles. We hebben dit al zo dikwijls gehad de laatste jaren – ik schrijf dit niet, om jullie ongerust of bezorgd te maken, maar alleen om jullie met ons te laten meeleven – iets, wat bij de andere aanvallen nooit mogelijk was. En nu zullen jullie vragen "wat is de oorzaak van de bloedingen?" Wij weten 't niet, hij eet nooit iets buiten het dieet dat oom W. heeft voorgeschreven, maar oom W. zegt dat de zweer in zijn 12-vingerige darm telkens weer open gaat. We moeten maar weer geduld hebben. Bij zijn vorige aanval half aug. heeft hij de Roode Kruisbriefjes van jullie alle vier geschreven. En toen hij aan 't beteren was, heeft hij Latijnse gedichten gemaakt [2] een ervan heeft hij voor jullie overgeschreven, Eid en Em, op bed, daarom is het schrift niet zó mooi als anders. –
We hebben toch nog een beetje Sinterklaas gevierd – Vader had nog eau de Cologne kunnen bemachtigen voor mij en ik had voor hem een namaak marsepeinen M, beide geschenken werden nog berijmd en we konden weer een boterletter kopen, ook met namaak marsepein gevuld, vanwege amandelengebrek.
Vandaag werden we verblijd door een brief van Thijs – uit Bandoeng kwam er niets mee en we verlangen zo naar jullie antwoord op het verslag van de 5 oorlogsjaren. Maar er gaan en komen nu vele vliegtuigen, dus we hopen maar op spoedig. Als het eerst maar weer in orde is bij jullie, de algemene toestand! Hebben jullie nu ook weer een huis Eid en Hok? We sturen deze maar naar 't adres dat Dirk op zijn brief zette. Gisteren kreeg ik opeens bezoek van Mia, die hier dichtbij een week eind logeerde – erg gezellig – ze moest alles weten van jullie en heeft je al een briefkaart geschreven. Kreeg je die van Stan ook al? Wat heb je 't Thijs op z'n verjaardag gezellig gemaakt Em – wat vond hij dat fijn! 't Is naar, dat hij nog niets kan doen en zijn brief vanmorgen was ook niet zo vol vertrouwen op een goede oplossing als de vorige brieven. Jullie schreven ook zo vol goede moed. Allemaal en zo geestkrachtig – 't is toch te hopen dat al die geest- en werkkracht voor de opbouw gebruikt moge worden! Het duurt zo lang – – –
V. kan nu niet schrijven dat vindt hij erg naar, maar hij groet jullie hartelijk. Met een paar dagen haalt hij vast de schade weer in. Hierbij gaat een gelukwens voor Axel waar hij ook bij had willen schrijven. Wij wensen jullie ook hartelijk geluk met de grote 13-jarige zoon. Stuur vooral eens kiekjes. Dat kiekje van jullie Em is toch zo mooi! Heerlijk om het elke dag weer te bekijken en te bewonderen. En hoe gaat het nu, Dirk? Hebben die J's je zo bezeerd? Vreselijk. Je moeder schrijft ons steeds zulke aardige en lieve briefjes, bij alles wat ze beleeft in verband met jullie.
Nu dag Schatten, veel zoentjes allemaal van
Moeder en Omie.