Super User

Super User

maandag, 29 oktober 2012 09:40

1929-05-26 / 05-27 / 05-31

[Pagina 1 t/m 4 ontbreken]

 

EIDA

[5] Veel plezier met onze tafel. Mevrouw Karper wordt inderdaad echt genoeglijk en hij is grappig, als hij zin heeft en dat heeft hij tegenwoordig, zeker omdat het in de eetzaal door de ± 50 waaiers (elektrische) vrij prettig is. – Vanavond wordt er niet eens gedanst, gisteren nog wel. Daarnet bewonderden we voor het eerst het Zuiderkruis en heel veel nieuwe sterrenbeelden, die we later eens zullen opzoeken. De maan begint afgeplat te worden al zou je het niet zien, als je het niet wist. – Er zijn vele genoeglijke mensen aan boord, maar we wisselen alleen maar vriendelijke blikken en glimlachjes, warmte maakt blijkbaar niet spraakzaam. Over het algemeen is ieder vriendelijk en ik geloof niet dat er ruzie zal komen, zoals, volgens m’n buurman, in de buurt van Colombo gebruikelijk is. De administrateur is bij nader inzien een draak, snauwt tegen het personeel, misselijk! Onze handen jeuken als winterhanden, dat komt van al het zout dat er aan kleeft, zo zout is de lucht; een voordelige “zoutwinning” zou dat zijn, als men er profijt van trok! Als Hok het warm heeft, kun je hem “afromen” vindt ie!!

HOK

Zondag 26 mei, 14.00 uur, ± 175 mijl van Kaap Guardafui[1], bijgenaamd de stormkaap. Eindelijk de broeikas van de Rode Zee achter de rug. Een heerlijk fris windje. Het predicaat “fris” zou in andere omstandigheden wel niet gebezigd zijn, want de temperatuur in de eetzaal waar ± 50 fans draaien is nu nog 94° F, gisteren 96° F. Het is op het dek toch lekker, de lucht is niet meer zo verzadigd van waterdamp, als in de Rode Zee, toen tot ons ongeluk de hemel bewolkt was. Een wolkendek werkt altijd als een deken, het verhindert de warmte-uitstraling. U kunt u wel voorstellen hoe warm we het hadden: 35° C luchttemperatuur, geen fris windje, met een kleverige huid. Zelfs Eida zei: het is “des Guten zu viel”……. allemachtig sterk zeg! om een uitspraak van den Port Saidsen goochelaar te gebruiken. Zondag is het nu, de zee viert ook zondag, zij is zo glad als een meertje bij volkomen windstilte. Het schip loopt recht, helemaal geen neigingen om te schommelen. Vandaag ook 26 mei, verleden jaar op zo’n tijd handjes gedrukt, … we vieren het straks met wat we lekker vinden. Misschien één vruchtensorbet, met ons tweeën met twee rietjes. Veel dolfijnen in hun spel gestoord en veel vliegende vissen opgeschrikt. Ze lijken op kleine mussen,

EIDA

die een geweldig eind over het water kunnen schieten – Dank voor jullie gelukwens voor vandaag, al is het slechts in gedachten. Jullie hebben er toch zeker aan gedacht, wed ik! Dat het pas één jaar geleden is, wat is er razend veel gebeurd! Toen snoven we dagen achtereen de zalige geur van rozen, seringen en veel meer op, maar nu is er zelfs geen bloemblaadje in de buurt, misschien in Colombo. We hebben wel allerlei [6] geurtjes aan boord, menigeen zit een eau-de-cologne fles te liefkozen – Gister werd ik bespoten door een dame, met wier zoon Hok op de H.B.S. is geweest (een verhaal à la Mevr. Hupkes!) Ze wist Hok’s naam nog! kras hè. Maar wie zou die eigenlijk kúnnen vergeten?! – Het is merkwaardig hoe snel we op deze reis de overgang gehad hebben van koud tot warm tot gloeiend, eerst hadden we 2 dekens, de volgende nacht 1, de volgende alleen een laken en nu zouden we min zóveel wensen! Het is wel zalig die dunne kleding: ik draag een Coppers comb., onderjurk, jurk, maar toch geldt nog: “drie is teveel”! – Denk jullie eraan dat Dien eind juni examen doet? Ik gaf Bepje  al opdracht voor bloemen (moge ze nodig wezen, subjunctief) en dat ze bij jullie het geld mocht halen. – Vandaag draag ik m’n haar achter m’n oren, Hok geniet, in mij z’n “Moederland” terugvindende. Ik moet aldoor aan Emma denken als ik al die glimmende gezichten hier zie, het zijn nu niet meer alleen neuzen die glimmen! Daar is niet tegenop te poederen!

HOK

Maandag 27 mei ± 100 mijlen van Cap Guardafui, ± 16.00 uur. Neen, geen glimmende neuzen meer, Emma, maar ook geen vreugde, stil is het hier op het dek. De mensen zijn zo koest en rustig, gelijk vogels in een storm. Inderdaad waait er momenteel ook een storm, … de storm van de gevreesde Cap Guardafui. Een harde westerstorm die een geweldige deining veroorzaakt, die tegen stuurboordzijde beukt. Daar zijn alle patrijspoorten dicht: consigne sinds gisteravond, wij boffen weer met onze hut aan bakboord. En het schip doet allerlei enkelvoudige en gecompliceerde bewegingen. Nu eens met voorsteven naar beneden, dan weer naar boven; dan weer stuurboord omlaag; meestal echter én voorsteven omlaag én bakboord of stuurboord omlaag: zodat het slingert en stampt en rolt tegelijk. Een nare beweging, vooral wanneer het schip zo snel gaat hellen, dat je maagbodem naar beneden getrokken wordt  om zich op het volgend ogenblik te gaan ontspannen, maar direct daarop naar rechts beneden weer wandelen gaat. En de golven komen soms tot op het wandeldek, de nu toch al niet al te bewegelijke mensen opschrikkend. En Eida houdt zich goed. Ze ligt in haar couchette en slaapt als in een wiegelende wieg. Daar beneden in onze hut voelt men het slingeren haast niet, de hut ligt in de schommel-as. In eten heeft ze geen trek, wat niet zo erg is, gezien de menu’s die we tot nu toe reeds verwerkt hebben. Aan geen van ons beiden hebben de vissen het getroffen, maar te beklagen zijn ze toch niet; het geraas van de storm is soms niet voldoende om een ander geluid te overstemmen. En ik voer een gevecht tegen mijn maag, een even verbitterd gevecht als indertijd aan de Thermopylac. [7] De doortocht zal ik blijven verdedigen, Leonidas had het ook niet gemakkelijk. Maar ik zal het winnen. Verschrikkelijk is zo’n rollend schip; vooral wanneer het juist in die richting helt, dat het is alsof je voorover gaat vallen. En dat hellen gaat steeds met een voldoende snelheid om je maag te doen voelen. En dat quasi voorover vallen doet je duizelen, om het even of je zit of staat. En als dat zo een paar maal achter elkaar en in dezelfde richting gebeurt, dan klem je je lippen op elkaar en staart voor je uit zonder echter naar iets te zien en zegt in jezelf: als die beweging nóg eens komt dan… maar ik wil het niet! En het best is dan dat je in de sterkste wind die je vinden kunt gaat staan; dat helpt bij mij altijd. Ook misschien daardoor omdat in zo’n sterke wind je absoluut frisse lucht hebt. In een warme omgeving, vooral met mensen- of etenslucht vind ik het dan ook verschrikkelijk. Vanochtend bij het ontbijt, voelde ik de capitulatie al heel dichtbij… en nam ik de vlucht. Vanmiddag bij de lunch scheen het goed te zullen gaan. Met heel veel smaak een portie stamppot + klapstuk gegeten, heerlijk. Maar toen zei een heer aan onze tafel tegen een dame: pas op, neemt u dat vooral niet, dat is vet. En dat woordje vet was voldoende om me weer te doen vluchten naar het promenade dek met smadelijke achterlating van een halve portie sla, maar met medeneming van een appel. Dus toch nog geen vlucht in paniekstemming. – Eida is gelukkig fijn opgeruimd, ik had gelijk met te zeggen, dat ze zich voor een storm niet ongerust hoeft te maken.

De eetzaal was zeer leeg, geen derde deel van de passagiers kwam eten.

Voor het eerst sinds Bellagio zag ik vandaag weer regenwolken, en de zon schijnt daarbij zo prachtig, de woelige zee met zijn kopjes en golven ziet er in deze belichting zo woest uit, vooral waar het zonlicht scheef op valt en alle details daardoor uitkomen. Wat merkwaardig is, is dat in deze storm hier op ± 100 mijl van de kust we nog meeuwen zien.

Eindelijk dus afwisseling na die warmte en die kalme zee in de Rode Zee en in de Golf van Aden, maar een afwisseling die wel te “schroff” is. De inktvlek op pagina 5 is een kind van de storm. Vanochtend kwamen we de Christiaan Huygens tegen, het stampte en rolde al even erg als ons schip. [8]

Cap Guardafui is in de zomer berucht om zijn stormen, evenals het noordelijke deel van de Indische Oceaan. Ik hoop dat we net snel met deze reis nog tussendoor glippen, en dergelijk kalm weer krijgen als ik/we tot toe hebben gehad. Het was nu ook zulk een plotselinge overgang. Gisterenavond werd ons gezegd: om 2 uur komen we aan C. Guardafui: stuurboord, alle patrijspoorten sluiten. En dat werd gezegd terwijl wij over een spiegelgladde zee voeren, die zó glad was dat de maanweg onbeweeglijk stil lag, dat we de sterren in het water konden zien schijnen, en daarbij de barometer bleef constant. Vanochtend toen we wakker werden, schudde en slingerde het, de welkomstgroet van de Indische Oceaan, die wel wat menselijk hartelijker had mogen zijn. Weg is nu alle warmte, geen glimmende neuzen, geen kleverig aanvoelende huid; een frisse wind daarvoor in de plaats. –

Dinsdag, 28 mei ± 400 mijl verder dan gister. We varen pal naar het oosten, niets dan water en lucht. Een kalmere zee dan gisteren, sterke deining, kopjes op de golven, prachtige zon, mooie stapelwolken aan de horizon en de lichte vederwolken daarboven. Eida is vanochtend weer boven geweest, om tegen de lunch haar veilig en rustig nestje weer op te zoeken. Wijs van haar. Ze begint al te wennen aan de wankelende boot. Ik ben weer bijna normaal. De maag heeft ingezien dat de pas van Thermopylac niet te passeren is en functioneert weer normaal. De dagen van onze reis gaan ongemerkt voorbij. Datum en dag weten we alleen omdat ze op de menu’s te lezen zijn. U zult wel verbaasd zijn tot nu nog niets gelezen te hebben over onze medepassagiers. We weten er eerlijk gezegd ook niets of niet veel van te zeggen. Wij bemoeien ons absoluut niet met hen en tot nu toe hebben ze onze splendid isolation geaccepteerd. Onze beste kennissen zijn onze tafelgenoten met wie we buiten de maaltijd wel eens een praatje maken. Aan Eida’s kant zitten de Hr. en Mw. Karper, boekhouder bij de B.P.M.. De vrouw is gezellig, met een Indische inslag in haar optreden, voornamelijk tegenover de bedienden. Ze beveelt, weliswaar niet opvallend, maar voor Eida wel merkbaar. Haar man, soms grappig, echter grappen van het gewone soort; goedig, hoewel veel aan te merken op het eten. Een man die als tafelgenoot aanvaard kan worden, er zijn er die gezelliger zijn, er zijn er die vervelender zijn. Trap van ontwikkeling normaal: geen hoogvlieger in zijn gedachten [EIDA: Noot: hij is toch gezellig]. Aan mijn kant Hr. en Mw. Vonk. Een onderwijzersfamilie. Zij een aardig, goedig, vrouwtje, van ± 27 jr. met 3 kinderen, drie jaar getrouwd, komen uit Breda, dus Katholiek, verhouding van man en vrouw ouderwets. Als de Familie Vonk iets beslist heeft, dan heeft hij het meestal beslist. Spreekt haar man nooit tegen. (Leerschool voor Eida!!) Hij een goede vent, weet niet veel, maar wil veel leren. [9] Gaat met vrouw en 3 kinderen naar Indië zonder één woord Maleis te kennen, noch iets te weten van de Indische samenleving, hygiëne, etc. etc. Als tafelgenoot, zie hierboven. Tussen deze twee families in Mw. Jarl een dame van 20 j., handschoen. Aardig op eerste gezicht, vindt zichzelf tamelijk interessant, flirt graag. Doet haar best om Hollands te leren, (haar nationaliteit is Zwitsers, haar a.s. man is een Zweed die op een rubberplantage in Belawan zit). We zien elkaar alleen aan tafel, dat is al genoeg. Dat is onze intiemere kennissenkring. Dan komt onze fictieve kennissenkring, dat zijn mensen die om een of andere reden onze aandacht getrokken hebben, en die wij zo van tijd tot tijd observeren. Dus verdere kennissenkring. No. 1 op de lijst staat een Mevrouw Rambonnet. Vrouw van naar men zegt: burgemeester van Soekaboemi, moeder van een dochter van ± 7 jr. We observeren haar dikwijls, alleen maar om te weten te komen of er in haar optreden ook wel eens een natuurlijk element tot uiting komt. In haar normale doen is er géén te vinden, althans hebben wij het nog niet gevonden. Ze kan intussen ook wel normaal zijn heb ik nu ontdekt, nl. als ze zeeziek is. Ze behoort tot de “upper ten” aan boord. No. 2 is een planter met zijn vrouw. Het gezicht van hem is absoluut ontbloot van enige geestelijke trek; zij treedt tamelijk blasé op: beiden om nooit mee om te hoeven gaan. En nu wil het toeval, dat No. 1 en No. 2 de eerste mensen waren met wie we aan tafel zaten!! Dat was in Genua toen we nog geen vaste plaatsen hadden. No. 3 is een heer, die naast dame No. 1 zit, een ventje met een pappig gezicht, met een dikke taille, tamelijk korte benen, blond haar en een kuil in z’n kin, het enige bijzondere in zijn gezicht. En die man vermeet[2] zich om te proberen Eida’s aandacht te trekken. Hoe kan men zoiets bereiken, wanneer men er niet de nodige eigenschappen voor heeft. Hij houdt zich dan ook veilig op een afstand, maar kijkt veel met fototoestel en verrekijker, als ik juist naar de zee kijk. Gelukkig dat hij weet dat hij alleen tot televisie zich beperken moet, want ik heb hem zo “per toeval” mijn spieren gedemonstreerd alsook mijn “strengheid van blik”. No. 4 zijn de vele dames wier leven hier aan boord alleen uit mooie kleren bestaat. No. 5 zijn de vele heren en dames, wier leven hier uit bridgen bestaat. No. 6 zijn de heren, hiertoe behoort ook No. 2, die door toevallige omstandigheden zo’n bevoorrechte positie hebben gekregen, die veel djongos schreeuwen en ook veel alcoholische dorst hebben. Er is maar één familie die wij bijzonder sympathiek vinden. Familie Brandts, hij is administrateur van een kina-onderneming bij Bandoeng, reeds 34 jaar in Indië. Zij bemoeien zich evenals wij, haast met niemand. En met hen [10] praten we wel eens. Hij kon mijn vader zijn, zo oud is hij al. Er zijn van die mensen die je op het eerste gezicht reeds aardig vindt en die je niet teleurstellen bij nadere kennismaking.

Dat is nu onze kennissenkring (intiemere en verdere), onze kennissenkring vóórdat de gezelschapsspelen, waarvoor we slechts ƒ 1,-  hebben gegeven d.w.z. wij willen er niet aan meedoen! begonnen zijn. Morgenavond is er bal costumé, het eerste nummer van het spel. Men begint zich reeds te vervelen, men zoekt al aansluiting , terwijl wij er nog lang niet aan toe zijn.

EIDA

29 mei, 4 uur 15 min. Eindelijk zal deze correspondente, van wie we gedurende 2 dagen wegens onschuldige (!) ongesteldheid niets konden vernemen, de pen wederom opvatten. Wat heeft zij uitgevoerd? Stel u voor dat u in uw bed ligt; waarvan u zich verbeeld had, dat het horizontaal was en tot uw verbazing liggen opeens uw voeten hoger, dan uw hoofd, ondertussen valt ge meer op uw linkerzij, hoewel ge u verbeeldt, dat u op uw rug stil lag en ge kijkt de kamer rond, welke tot nu toe steeds gelijk was gebleven en ge ziet alle klederen langs de muur opgehangen, voortdurend er langs heen en weer schuiven en ge kijkt door de patrijspoort en ziet plotseling een heldere ster verschijnen (het is avond), maar net ziet ge hem in het midden van de ronde opening, of hij is al weer heel laag, nog net zichtbaar, dan opeens geheel verdwenen om linksboven weer binnen te komen! – Het is werkelijk vreemd, als je ’s morgens wakker wordt, na 10 dagen mooie kalme zee en je krijgt een dergelijke gewaarwording. Bijna niemand die voor het eerst op een schip was, kon er direct aan wennen. Hok is er manmoedig door heen gegaan en heeft boterhammen voor me gesmeerd om in bed op te eten, maar ik heb er niets van verorberd. Ik heb ongeveer de hele dag geslapen, dan voel je tenminste niets, alleen toen al het eten boven gebracht werd in de hut, en Hok er smakelijk van at, is het me te machtig geworden, maar het was gelukkig de enige keer ook tot nu 31/5. Gister ben ik telkens eens boven geweest omdat het ellendig smoorheet in de hut was; door de ijskoude douche ben ik feitelijk pas weer bijgekomen. Vanmorgen en om 1 uur ben ik weer aan tafel verschenen, waar nog niet een ieder weergekeerd is. Hok voelt nu niets meer van de kopjes op de golven, maar ik lig nog het liefst en zoveel mogelijk in de wind. Vandaag is het hele wandeldek met vlaggen versierd en zijn er gekleurde lampen aangebracht, er zal nl. gemaskerd bal zijn, waaraan vele mensen, waaronder wij, niet meedoen. Maar ik ben er toch erg benieuwd naar. – Over 2 dagen zijn we in Colombo en dan nog maar 4 dagen naar Medan en 7 naar Batavia ondanks alles verlang ik niet eens erg naar het einde, het is hier toch best aan boord; misschien zou ik zelfs op den duur aan een stoomcarrousel wennen en als het moet er mijn hele leven [11] doorbrengen. Het is alleen maar de moeite om je evenwicht te vinden!

HOK

31 mei 1929, nog een tweehonderd mijl van Colombo, 15 u. Morgen 6 uur voormiddag plaatselijke tijd arriveren we in het smaragd eiland Colombo. Vanavond om 19 u. sluit de laatste buslichting met Holl. postzegels. Gisteren niet geschreven, omdat we daarvoor niet vlug genoeg bij waren. Je moet hier zo letten op de tijd. Voordat je het weet is zo’n dag om. Wat wij dan zo doen?? Ja, wanneer u mij die vraag mondeling had gesteld: u zoudt mij heel gewichtig aan mijn pijp zien trekken, mijn mondhoeken geheimzinnig zien plooien en mij horen zeggen met knikkend hoofd: “Ja, wat wij niet al zo te doen hebben!?” En ik had uw vraag eindelijk beantwoord met een heftige tegenvraag die aldus zou hebben geluid: Is het dan niet veel wat we te doen hebben, ’s ochtends om 7 uur, wanneer de zon zijn stekende stralen in ons gezicht werpt, opstaan en dat na eerst zorgvuldig je te hebben uitgerekt, zeer zorgvuldig, dat je geen kootje aan je lichaam die weldadige rekking hebt onthouden, opstaan nadat je je driemaal wel hebt omgedraaid en even zovele malen je hebt gerealiseerd, dat je bedje niet altijd even horizontaal, noch in de lengte-, nog in de breedterichting ligt. Is dat al niet veel voor die vroegen ochtendstond? Wilt u ons helemaal volgen in ons dagelijks doen, zo zal ik deze kantjes zeker vol moeten krabbelen en nóg zouden er vele dingen zijn, die wat minder belangrijk zijn, zoals je veters lostrekken, je schoenen buiten de deur zetten, die wij u niet hadden verteld. Enfin, u wilt ons dan wel het overzien van deze onnodige details vergeven, ik zal u slechts de hoofdzaken vertellen. Nadat we ons gebaad hebben, eerst met het zilte water van de oceaan, daarna afgespoeld met het zoete water, dat de boot voor dit doel vanuit Port Said heeft meegenomen, beleggen we een intieme hoofdbestuur-vergadering om uit te maken welke jurk of kostuum we aan zullen trekken en in combinatie van welke andere kledingsstukken. Zo gaan enkele vijftallen van minuten voorbij; de tijd gaat voort en kribbelingen en krabbelingen in onze magen herinneren er ons aan, dat: der Rede genug, zeigt nun der Tat! En schielijk verdwijnen we naar de ontbijtzaal, want na 9 u. 30 uur krijgen we geen warme schotel meer. Volgeladen slingeren we daarna – dit komt door de zeebeentjes – naar het promenade dek om onze moede leden uit te strekken op de rieten luierstoelen van Gerzon, want voorwaar een tocht in de eetzaal is vermoeiend. Zo liggen we dan, nu en dan afgewisseld met een wandeling, te lezen of te schrijven. Soms wandelen we naar het bovenste dek, naar de fotograaf, vroeger – het is nu al heel lang geleden, toen het nog wel eens niet warm was, speelden we wel tennis, – en wij zorgen dan om 11.30 uur weer present te zijn op onze stoelen, want dan worden er verfrissingen rondgedeeld. Wij zuigen dan aan onze rietjes en turen over de blauwe oceaan en turen naar de wolken in hun eeuwig, wisselende gedaante; wij verlustigen ons in de vlucht van de vliegende vissen en we zien hoe het schuim spat, wanneer zij na hun lange glijvlucht weer in het water terugkomen. Vluchtig kijken we soms om naar onze medepassagiers en bemerken meestal – niet dan tot onze grootste voldoening – dat wij niet de minst energieke zijn. Zie daar staat een mond wijd open, wat een mooie tandenrij!

[12] Een koel zuchtje streelt onze wang. Waar kwam dat zuchtje vandaan? Uit de blauwe hemel of tussen die blanke tandenrij door?? Wie zal het zeggen? En zo dromen we verder. Eida over haar boek van Georg Hermann en ik over mijn publicatie. De tijd gaat voort. Het boek is mooi. Mijn werk schiet op, maar hoor, daar rommelt de trom. En inderdaad, ook onze maag rommelt. En de statige tocht naar de eetzaal begint weer, soms onder de plechtige of de vrolijke tonen van onze Hauskapel, statig dalen we de statietrap af. De messen rinkelen, de vorken en lepels klinken, de borden worden gewisseld, 3, 4 maal. En daartussendoor speelt men Drei Mädlerhaus – Eida wil solo dansen! – de ventilatoren snorren. Geluidloos “zweven” de djongos. Ze hebben állen zeebenen!! En zie, tweemaal een kwartier gaan voorbij en de stoet gaat weer zijns weegs. Waarheen? Sommigen zoeken een rustig plekje op onder het promenade dek. Wat is rustiger dan je couchette! Wij gaan weer op het dek, in de frisse wind, wanneer er een frisse wind waait, en strekken onze moede leden uit op de rieten stoelen van Gerzon, want zwaar is een tocht in de eetzaal. Volgeladen zijgen we neer, maar slaap niet te vast, want om 4 wordt de thee met cakes en koekjes rondgediend. Zalig is zo’n drank dan na zo’n vermoeiende halve dag. Zie de gezichten alle opfleuren na het eerste kopje. En druk en gezellig, babbelpraatjes men dan wisselt, hoort ze lachen, zie ze energiek draaien in hun stoel. Ja die kostelijke koekjes en dan de koelte die komt. Wij wandelen dan meestal, alsof we op zo’n voormiddag nog niet genoeg gewandeld hebben en zien naar links en naar rechts, en kijken naar de wolken aan de kim, en staren op de golven die op en af gaan, met witte room op hun kopjes. Wie zou niet aan room gaan denken, wie zou niet vanzelf room als vergelijkingsobject nemen, wanneer men zo dikwijls als hier room kreeg. Maar tuur niet te lang, want dra gaat weer de etenstrom, net is al de bel gegaan om de kinderen aan tafel te nodigen en wij moeten ons nog baden en kleden, ja mooi kleden voor het diner. Voordat je het weet, gaat de trom al en je bent amper klaar. Zo snel gaat de tijd; je had nauwelijks tijd om een kostuum met goed overleg te kiezen. Zie, daar gaan ze weer, zo licht van tred, op vleugelen van het gezang, van de muziek, want de muziek speelt weer, en ze gaan zo licht, want wie zou na zo’n dagtaak niet licht zijn van tred en van binnen. De messen blinken, de lepels klinken en dan gaat de stoet weer weg. De een zoekt de rookkamer op, de ander bridge, wij gaan wat wandelen en kijken naar de sterren, naar de maan, naar al het schoons dat de nachtelijke tropenhemel biedt. Maar droom niet te lang, want dan verpatst men

[Randje pag. 12] zijn  thee sandwiches van 9.30 uur. Om 10 u. komt bij ons het zandmannetje. Gegroet gij, weggetrokken dag en weldra verschijnt dan de droom om te verschonen onze slaap!

[13] Hebt u ooit dit getal op een bladzij van een brief als pagineringsgetal gevonden? Ziedaar ons dagelijks doen, wanneer er niets tussenbeide komt. In de laatste dagen is er wel een en ander tussenbeide gekomen! Zo de woelige zee bij Cap Guardafui, die ons kluisterde aan ons bed of onze stoel. De dagtaak werd toen heel wat vereenvoudigd. Nu is die bezigheid weer voorbij, want we hebben ons reeds gewend aan de deining. Hobbelen is nu ons dagelijks doen! In de laatste twee dagen is er nog wat anders gekomen, wat onze dagtaak belangrijk ingewikkelder maakte. Het waren de spelen en de bals voor kinderen, klein en groot, jong en oud. Wij bleven toeschouwers, maar desondanks moesten we ons er voor kleden. Ik in smoking, die sinds Port Said gepensioneerd was. Daardoor werd mijn dagtaak in zoverre ingewikkelder dat ik meer dan anders mijn badhanddoek nodig had. Nauwelijks had ik mij van het bad afgedroogd of een tien minuten daarna mocht ik er nog eens mee beginnen, want ik had de smoking aan. Het was toen alsof ik weer net uit het bad kwam. Enfin, deze verzwaring van dagtaak werd op de koop toe genomen, de boot was ook zo mooi gemaakt met vlaggedoek, wij moesten toch ook wat voor de algemene schoonheid geven. Het was toen een gekostumeerd bal. Heel aardig, we hebben ook tweemaal gedanst, maar om half 11 lagen we weer te dromen.

Gisterenavond had de tweede klasse gekostumeerd bal. Dat was heel wat origineler, geestiger dan het onze. Ze durven in de tweede klasse meer, er hoeft daar ook niet zoveel stand worden opgehouden, er zijn ook meer vrijgezellen. Gisteren waren er kinderspelen, wat een hopeloze mislukking was. De leidster was Mevr. Rambonnet de verre kennis No. 1 in de brief van een paar dagen geleden.

Onze kennissenkring is niet vergroot. We leven nog altijd op ons zelf en op de zee. Het is zo prettiger dan een “gezellig” troepje te hebben, zoals men hier aan verveelde gezichten kan waarnemen. Niemand stoort ons in ons samenzijn, ze merken wel dat we hier liever alleen zijn. [14]

EIDA

Wat een brief! Ik zie al aankomen dat de leveranciers uren staan te bellen en niemand open doet. Het is voor hen te hopen dat er weer een werkster in huis is! – Wat een gek idee dat ons huisje zo zal veranderen, mijn bed bij tante Martha en Emma met 2 kamers! Wat een zalige ruimte. – Gister moesten we de papieren invullen, waarin de waarde van al onze bezittingen; het is toch vreemd dat als je er belasting voor moet betalen in procenten dat dan ineens alles lang zoveel niet waard is [HOK bedoeld is handelswaarde!!], dan als je hetzelfde verzekert! – Er komt nu opeens een koele wind opzetten, onze hut begint goddank ook al af te koelen, we hebben daar meer dan gestoofd! Ik heb nog nooit, vóór nu, echte zweetstraaltjes langs m’n gezicht voelen lopen. – Voor morgen hebben we een auto besteld om over Colombo te toeren, alles onder leiding van onze dierbare “Cook & Son”. Vannacht is Lotty met Menno ons gepasseerd, seinende: “veel geluk”. Aardig toch je familie op deze manier langs te “voelen” gaan! – Met deze lichting schrijf ik ook aan Mien ter Spill en Emy, die resp. 15 en 8 juni jarig zijn.

Nu tot Sabang,

Hok en Eida .

HOK

Ingesloten 3 kieken.                                       



[1] Cap Guardafui of wel Horn of Afrika: kaap (schiereiland Oost-Somalië) die gerond moet worden varend van de Golf van Aden naar de Indisch Oceaan.

[2] Zich vermeten: zich verstouten.

maandag, 29 oktober 2012 09:38

1929-05-21

HOK

Port Said 21/5 1929

We zitten in Port Said, smoorheet. Beroemde goochelaar gezien en ons geweldig vermaakt. Egyptische sigaret in de mond, smaakt goed. Uw kaart ontvangen. Hartelijk dank.

EIDA

Ook een brief van Anneke, waar mee in aansluiting, we jullie meedelen dat de Soembadoek, die A. en Th. sturen, ook van ons is (dit bericht komt te vroeg, maar nu kun je je er vast op verheugen). We liggen op ’t ogenblik stil en het is werkelijk drukkend warm – op ‘t ogenblik lopen alle soorten mensen over het dek, Turken, Arabieren. Ze zijn helemaal roodbruin verbrand; een man alleen in zwembroekje zwom naast de boot bij het binnenkomen in de haven, dook naar munten en stopte ze allemaal onder z’n tong en toch kon hij nog schreeuwen om meer! Het is nu 12 uur, na 1 uur, zullen we wel van boord mogen om de, volgens Anneke vieze stad, te bezichtigen. Verder geeft ze vele wijze raad om veel sport te doen, dat verdrijft de warmte.

HOK

Straks gaan we dit oord van paria’s bekijken. De boot vertrekt om 17 u. – De goochelaar begint [2] weer. Het is wonderbaarlijk zo handig als hij is, niet alleen met zijn kunstjes, maar ook met het ophalen van geld. – Heel fijn, dat u onze reisbeschrijvingen leuk vindt. – Gisteren stuurden wij 19 epistels weg, waaronder 10 brieven, massaproductie, zodat nu en dan de kwaliteit der brieven wel er onder leidt. Dag Hok en Eida.

maandag, 29 oktober 2012 09:22

1929-05-15

HOK

San Margherite Ligure, 15/5 ‘29

G. Terug naar de Natuur. De temperatuur in de trein gisteren was 30°C. Lentetemperatuur!! R … eden gezien. Oorspronkelijk naar Rapallo gewild, maar in dit plaatsje afgestapt. Hebben er geen spijt van. Vlak voor ons hotel ruist de Middellandse Zee. We wilden er maar alvast aan wennen. We blijven hier tot vrijdagochtend en gaan dan direct aan boord. Genua lijkt ons vies. Van de trein gezien is ze net als Rotterdam gezien van het viaduct. Veel vuile was maar die minder kleurig is dan in Rotterdam. Portefino is dichtbij, we gaan er direct heen. Gisteren was de zee spiegelglad, nu is er een z. wind komen opzetten – 

EIDA

Het is nu 18.30 u. – we zitten op onze houten pier van het hotel op zeildoekstoelen. Het begint net te onweren, geen regen maar de zee wordt al woest en het is fris. Vanmorgen naar Portefino, snel gewandeld langs een soort Axenstrasse – het schitterendste weer met een dito stemming – helaas hadden we daar maar weinig tijd omdat om 12.30 de lunch is, maar we hebben wel een buitengewoon plaatsje ontdekt  hoog ziend op de rotsen en de hemelsblauwe zee: onze lievelingskleur! De wegen ruiken hier naar de zaligste bloemen – veel vruchtbomen. 

[Randje verso]

Dag Hok en Eida.

 

 

maandag, 29 oktober 2012 09:18

1929-05-14

HOK

San Margherita, Ligure, 14 mei 1929

Geliefden, daar zijn we nu aan de Italiaanse Riviera, aan de Golf van Rapallo. Een heerlijke, warme voor noorderlingen een zomerdag; vóór me de diepblauwe Middellandse Zee, diep hemelsblauw, in de verte spiegelglad en met enkele witte zeilen. Cote d’Azur een juiste naam voor deze kusten! Aan de overkant de witte villa’s van Chiavari en Sestri Levante tussen en op steile rotsen gebouwd. Een weelderige plantengroei van palmen, vijgen, ceders; planten, die voor ons zo exotisch zijn, maar die hier de voornaamste elementen vormen van de flora. En de branding klotst en ruist tegen de rotsen voor ons raam; ons wiegelied voor de nacht, ons droomlied voor de dag, wanneer we aan den oever, naar de lucht, naar de horizon staren! En de zon schijnt uit een door lichte wolken gesluierde hemel, die hier en daar even blauw is als de zee. Het is een streek die tot meditatie uitnodigt. Ik zou hier uren kunnen staren naar beelden van verleden en van toekomst, die me even onbestemd voorkomen als het ruisen van de zee tegen de rotsen. Israëls heeft die stemmingen zo goed weergegeven in zijn etsen van rustende vissers met die starende, rustige blik in de ogen. Kalm wordt de mens hier na het jachten in de stad. Een weldaad voor de oren is het eentonige ruisen van de zee na het nerveuze gebel van de trams, na de twijfelachtig esthetische neusgeluiden van saxofoons. Een rust voor de ogen zijn de kleuren hier, die dringen zich niet aan ons op zoals reclames in de stad.  Ze frapperen ons hier slechts, wanneer wij er open oog voor hebben. “Wij zijn geboren buitenmensen” zei Eida gisteren terecht: wij genieten hier zoals wij genieten kunnen van de natuur. Met een zekere spijt zie ik het einde van deze vakantietijd naderen om me weer te moeten bewegen in conventie en veel gemaaktheid.

Zeer frappant was die tegenstelling tussen Bellagio met zijn bloemen en Milaan met zijn aristocratie in de opera waar het schitterde van toiletten en goud. In de opera mochten de mensen uit de engelenbak de spelers en de dirigent voor het doek terugroepen, de dames van de balkons klapten slechts, wanneer de sterren voor het doek verschenen waren. Waar blijft de geestdrift, wanneer ook deze aan conventie onderworpen wordt? Dat frappeerde mij geweldig en ik vroeg me af, of die mensen daar gekomen zijn om goede zang, goed spel, om Toscanini te horen en te zien, dan wel om zích te laten zien. [2]

Het begint hier waarschijnlijk te lijken op New York, waar men met duizenden dollars een balkonplaats in het Metropolitan Theatre betaalt, waar men om die plaatsen vecht, omdat, kan men zich in zo’n box aan het publiek kan vertonen, men weet, dat het publiek hen als miljonairs beschouwt. Zo zal het in Milaan ook het geval zijn, want geen balkonplaats ziet men in de lijst van de plaatsen, alles is blijkbaar reeds verhuurd, en voor welke prijzen!! Honderden lires per voorstelling. Zo is het ook in de Parijse opera en misschien ook overal, waar het snobisme hoogtij viert. Merk- waardige gelijkenis.

Maar voor ons was alles prachtig nog. Een zang zo zuiver en gevoelig; een acteren zo harmoniërende met de zang; een uiterst goed verzorgd decor! Er kwam een donder- en regenscène voor in één der bedrijven, en een verfrissende gewaarwording gaf het mij boven in de prima galeria (= 1e engelenbak), waar de transpiratie ons alleen van het zitten al uitbrak. Het was alsof het echt geregend had.

En “prachtig” was in het slotbedrijf het slagveld, op de voorgrond de gruwelen van de oorlog, op de achtergrond, heel klein de terugtrekkende troepen van Napoleon na de slag bij Leipzig. Het stuk dat we gezien hebben heet Germania, muziek van Franchetti, een Italiaan, die naar men schrijft in dit stuk een synthese heeft gegeven van de diepte der Duitse muziek met de bevalligheid der Italiaanse.

Wat een hoop nieuwe indrukken hebben wij niet gehad sinds ons vertrek uit Bellagio. Eergisteren zaten we er nog en nu hier aan de Riviera, Bellagio lijkt reeds zo veraf. We waren al enige dagen bezig om ons vertrek vast te stellen, maar we konden er niet toe komen, omdat Bell. zo rustig is, maar aan de andere kant wilden wij de mooie gelegenheid om iets van het moderne Italië te zien, niet voorbij laten gaan. Wat weten we eigenlijk van dat tegenwoordige Italië: het bestaan van een genie Benito Mussolini, il duce del Facismo, Bugatti, Fiat, Targa Florio[1], maar weinig meer. Dat heeft de doorslag gegeven en we hebben geen spijt weg te zijn gegaan.

Milaan heeft ons enige indruk gegeven van wat een grote Italiaanse stad is. Niets anders dan anders. Geweldig verkeer, veel Lancia’s, lelijke kazerne huizen, mooie parken en een prachtige tram met humane inrichtingen voor bestuurder en conducteur.



[1] Targa Florio: Porsche specialist.

maandag, 29 oktober 2012 08:56

1929-05-12

HOK

Bellagio, 12/5 ‘29

Geliefden, heden zondag, buiten een zomerse bui, ietwat druilerig, erg verfrissend; binnen 2 broodjes met honing, koppen koffie en chocolade gehad – ziedaar de materiële coulissen van ons toneel.

Handeling: om 11 uur de weinig spraakzame liftjongen met de lift bovengehaald en in een zonnig humeur naar beneden laten taxiën. Een brief gevonden van Vader, Moeder en Max, de eerste brief van Vader die Eida ooit heeft gehad [EIDA in kantlijn: niet waar hoor], Emma was blijkbaar niet thuis – en al wandelende in de regen gesavoureerd. Erg blij mee, en direct weer naar boven gegaan om te schrijven. Want buiten is er toch niet veel te doen: de bankjes zijn nat, en het ziet er naar uit dat het niet droog zal worden. We zijn al 8 dagen hier en denken al een beetje aan weggaan. Milaan met zijn prachtige Renaissance kunst wenkt. Portofino met zijn cypressen en de azuren hemel – althans volgens prospectus – doet ons watertanden, maar de plannen zijn nog niet gemaakt.

Bellagio bevalt ons uitstekend – de morgenzon genieten we in het park, of in een roeibootje. – Bellagio is ons een goede leermeester die ons de goede maat leert: niet teveel regen maar voldoende om ons de zon te doen blijven appreciëren, en ons te doen uitrusten van de zonnedagen, met zijn roeitochten, met zijn wolvenhonger. Ziedaar ons filosofie, die alleen uit een schitterend humeur geboren kan worden. En net voldoende zon ook om ons gelegenheid te geven tot lichaamsbeweging en tot verbranden.

We hebben al tweemaal geroeid, gisteren 2 uur lang om te genieten van de stilte op het water, van de vergezichten en om alvast te wennen aan de golfslag van de oceaan. Eida vindt het fijn, of begint het fijn te vinden. Zij roeit duchtig mee en heeft ook al blaren, wat niets erg is – een flink meisje, vindt u niet. – [EIDA wat een mispunt hè?]

Zo genieten we van de vakantie vol afwisseling. Lectuur is hier genoeg. Eida heeft net een boek uit. De inhoud vertelt ze me in bed, het slot van elke bedvertelling is steeds: morgen verder. En ’s nachts droomt ze dan van vele dingen en voorzover ze zich de dromen herinneren kan, vertelt ze het me: het slot is altijd dat er geen slot aan is. Ik heb een boekje van Wells te pakken ‘The First Men in the Moon’ en geniet van zijn fantasieën.

Onze dagen gaan voorbij met altijd leuke dingen, en lekkere dingen ook. Oordeelt maar zelf uit het bij ingesloten menu of dat niet lekker is. Alsof we niet genoeg lekkers hebben meegekregen van onze diverse vriendinnen en vrienden. Gisteren hebben we onze voorraad aangevuld met gebrande amandelen; en alsof we nog niet genoeg hebben uitgegeven, hebben we vanochtend geredetwist over ijskasten, waarin je al je lekkers maandenlang kunt bewaren. – Hier moet ik eindigen met mijn zondagspraat en overgaan tot het beantwoorden van de net ontvangen brief.

De Gletschergarten van Luzern is magnifique. Ik heb er genoten van de diepe kolkgaten, de gepolijste stenen, de gletscherkrassen, alles was ……. [1]

bekend, maar het zien, het tastbaar voor je hebben is toch veel grootser …..

voorstellen alleen. In gedachten liep ik onder de gletscher met zijn neer……..

de smeltwater dat de ondergrond uitholt, dat met ontzettende kracht ………

[2] de harde granieten – en wat dies meer zij – ondergrond als ……….

sant en het bezoek waard. Daar ging mijn geologenhart weer ………..

Ook hier is alles ten achter. We hadden een gesprek met ……………

gesprek en we hebben gesproken met elkaar, niet in monoloog en………………

gehouden en hij zei: wat u daar aan bloemen ziet had men een ………………..

moeten kunnen zien. Alles is te laat. De sneeuw op de bergen is ………………

de gehele winter hebben we hier geen sneeuw gezien, die sneeuw is van de ……….

een adem door met dit verhaal, zei hij op een fluisterende, lokkende ……….

Signor, voor een mooie tocht! Zo lijmen ze je hier. Maar wij laten ………..

Een ander verhaaltje: een meneer, die met een kistje vol laatjes wandelde. In die laatjes niets dan Venetiaans mozaïek. Hij had ons al aangeklampt, maar wij laten ons niet aanklampen. Dit speelde zich af terwijl wij wachtten op het opengaan van Villa Carlotta. Toen veranderde die meneer van tactiek. Meneer, zei hij, u moet persé naar dat kapelletje gaan, mooie sculpturen, mooi mozaïek, mooi altaar en weer de fluisterende, lokkende stem, terwijl hij één van de laatjes van zijn kist geruisloos open trok: mooie dingen, alles één lire, goedkoop. Port Saïd in het klein! Maar hier minder menskennis dan daar.

Een nieuw verhaaltje: er loopt hier in Bellagio ook zo’n meneer met een kistje rond, hij klampt ieder die hij maar ziet aan. Bij ons heeft hij bot gevangen. Wij waren namelijk net in Bellagio en gingen wat wandelen en toen klampte hij ons aan, natuurlijk nul op zijn poging. Kon hij aan ons niet zien dat wij er pas waren en wij nieuwsgierig waren wat er in Bellagio te zien is. Hij zag toch wel dat wij de Kur-pas nog niet hadden omdat wij voor Bellagio nog te snel liepen. En zie, nu wij alle tijd hebben, nu wij op bankjes gaan zitten, nu wij zelfs zeer welwillend zijn, nu durft hij niet meer te komen.

Maar genoeg van deze verhalen – Eida heeft gisteren haar voile jurk aan gehad, met haar zomermantel, waarop ze zeer trots is, omdat ze hem gered heeft door hem te laten uitstomen. Zij was om te stelen, wat sommige heren waarschijnlijk ook hadden gedaan, indien ik er niet bij was. Zo is er een meneer van de Compania ravigazione, die in haar bijzijn, – zo wanneer wij hem voorbij lopen – alle aria’s uit Verdi’s opera’s, uit Mascagni etc. etc., met een geweldig enthousiasme fluit – mooie toon heeft hij en geweldig muzikaal! Eens toen ik even niet bij Eida was, groette hij haar minzaam. De daarop volgende keer, dat hij Eida zag, was ik tot zijn ongeluk bij haar. Hij liet het toen alleen bij fluiten. De groet bleef weg! – Ik vind het wat leuk, omdat ik hem een pretje gunnen kan. [EIDA leuk zo’n verhaaltje hè?] Maar waar! [EIDA onverbeterlijk] omdat het waar is.

Hier zal ik maar ophouden, want Eida vindt dat ik anders teveel schrijf over niets.

EIDA

Hôtel du Lac is hier een paar huizen vandaan; ik denk niet dat jullie ….. taart aten, want hier beneden lijkt het meer op een kroegje; jullie zaten zeker voor een winkel, waar wij die zakjes gebrande amandelen kochten, op mijn enthousiaste aansporing, hebben jullie zeker wel begrepen. Leuk zijn die straatjes hier, alleen vermoeiend. Het is merkwaardig hoe we er nog steeds genoegen in vinden op ons bankje te zitten, enfin aan boord kunnen we dat gemakkelijk voortzetten. Met dat vooruitzicht gaan we nog maar wat zien in Milaan. Ondanks de regen is het toch jammer hier weg te gaan. Het is hier echt zalig. De ligging is veel mooier dan Cadenabbia! – Enig dat Emma Helen Wiler zal zien, moge het mooi weer zijn. Laat ze Annie maar groeten. Schrijft Anneke nog altijd geregeld en nog iets over ……………? Als Max er nog is, bedank hem dan voor zijn heilwens. Dag Eida en Hok.

HOK

Hierbij 4 kieken, voorlopige de laatste. Zoudt u voor ons Meneer van Rossem willen opbellen om te vragen of hij dat boek (bij Mart. Nijhoff) getiteld Van Gennep, Savoie du Berceau à la………… 1916 al heeft. Zo niet, zoudt u Nijhoff (Boekhandel) willen informeren en indien het boek uitverkocht is, op mijn rekening een ander boek naar keuze bij Nijhoff willen bestellen. Ik heb een rekening bij Nijhoff die ik eens per jaar betaal. Bij voorbaat onze dank. [3]

MENUKAART

 

 H ô t e l   S u i s s e

 

B e l l a g i o

 

 

L U N C H

= = = = = = = = = = =

 

Spaghetti au beurre

=

Sauce Tomate

&

Cotes de Veau au Parmantier

=

Salade de Legume

&

Fromage

&

Fruit

 

Le 8 May 1929.

 

CASINO  -  Cercle privé des Etrangers – Rendez-vous cosmopolite. Attractions modernes de 16h à 18h et de 21h à 24h. Entree gratuite.

 

 

HOK

 

Z.O.Z [4]

 

Spaghetti au beurre met tomatensaus, te eten alleen met een vork. Dat is ons nog niet zo goed gelukt als de Italianen het doen. Daarbij slobberen we zo’n beetje: het hoort erbij. –

 

De wijnen zijn hier goed: Chianti rosso is wat te wrang, Chianti bianci is zacht en vurig, vooral smaakt hij lekker na een pittig roomkaasje. Dan geeft die drank een godenlaving.

 

De vruchten krijgen we in overvloed. Altijd twee manden, één met sinaasappels en appels, een andere met noten, vijgen, amandelen en hazelnoten. Tutto à discrezione.

 

De kelners zijn uiterst coulant. Wij hebben hen al geleerd dat wij ons eten langzaam verorberen, en waakten dan ook met engelengeduld.*

 

De eetzaal ziet uit op het meer. Onze plaatsen zijn de beste. Ze zijn vlak aan het grote raam aan het meer, heerlijk uitzicht op de overkant. Dat doet ons het eten des te beter smaken.

 

U zult u afvragen, waarom ik het maar steeds over eten en appendages heb. Dit komt omdat ik op een menu deze krabbels schrijf, alles moet in stijl blijven.

 

 

“Qui va piano, va sano, qui va piano, va lontano”,  lazen we op een ezelskarretje (een karretje getrokken door een ezel) van een man vol humor.



[1] Randen beschadigd.

maandag, 29 oktober 2012 08:50

1929-05-10

HOK

Lago di Como Fremezo, Cadenabbia. –

Giardi Villa Carlotta, 10/5’29.

G. Deze villa is zeldzaam mooi. Een weelderige bloementuin met Camelia, Azalia, Blauwe regen, die nu alle bloeien. Myrthe, Reseda en vele andere bekende Italiaanse bloemen, bekend uit Heine’s Liederbuch! We zitten nu in Cadenabbia, wachtende op de eerstvolgende boot die ons zal terugbrengen naar Bellagio. Het origineel van Amor & Psyche is ook in deze villa en verder een beeldengroep van Mars en Venus, die minstens evenveel belangstelling trok als Eida en Hok. – Dit was ook het geval met de mooie bloementuin. Wij zitten voor vele mensen hier vol interessante problemen!! – Ook Hollanders met een geweldig klankvolume gehoord! –

EIDA

Vandaag voor het eerst zijn we helemaal op z’n zomers, Hok paste vanmorgen al zijn dassen aan, goddank was er één naar zijn zin bij! [HOK: Van Eida ook hoor.]

EIDA

Ik draag voor het eerst mijn zomerjas, maar ’s nachts de wollen pyjama: m’n Moeder heeft altijd gelijk!! Eén reiskussentje is ’s nachts steeds in gebruik, ze zijn beeldig! – Nog maar 3 dagen hier jammer – dan Milaan – misschien Venetië. –

HOK

Hoe vonden jullie de kieken? Er volgen nog meerdere.

[Randje verso]

Heeft Emma nog wat kunnen begrijpen van het gekrabbel in de bioscoop. De film was weliswaar prehistorisch, maar mooi. Dag Eida Hok.

maandag, 29 oktober 2012 08:48

1929-05-07

HOK

Bellagio, 7 mei 1929.

Geliefden,

Zie hier enkele kieken, de rest volgt. We zijn nog in dubio of we al de kieken die we hier gemaakt hebben ook hier zullen laten ontwikkelen en afdrukken. Ze doen het hier niet al te mooi. Eida’s permanent is werkelijk prachtig: voor water is ze niet bang meer. Gisteren ontvingen we Moeder’s brief, waarvan we reusachtig genoten hebben op een bankje aan het meer.

Even iets zakelijks, voordat het mij weer ontschiet. Eida’s tondeuse ligt veilig en wel in een  laatje van onze kast. De noodkreet uit Fluelen was niet nodig geweest. Het ontbijt- en theeservies is reeds betaald: het kostte ƒ 60.-, waarvan  ƒ 25.- op rekening van Mevr. v. Gilse[1] c.s.. Dit geld hebben we reeds ontvangen. De rest,  ƒ 35.- wordt door P.S.[2] betaald. Eida zal hierover schrijven, ze houdt momenteel haar dutje. Het bewijs van ontvangst van onze bagage, zouden we gaarne toegezonden krijgen naar Genua. Vandaag om 12 uur, toen we aan onze copieuze lunch zaten, is de P.C. Hooft uit A’dam vertrokken. Eida vertelde me van Anneke’s brief, waarin zij het had over twee Chinese dames op de Indrapoera, die elk aan een aparte tafel moesten zitten etc. etc. Maakt u zich hierover niet ongerust. Het hoeft niet opgevat te worden als een achteruitzetting, natuurlijk bestaat die mogelijkheid wel, maar waarschijnlijk lijkt me die niet. Er kunnen nog andere redenen daarvoor zijn. Het meest plausibel lijkt me, dat de respectievelijke echtgenoten dat zelf verzocht hebben, omdat Chinese dames die niet gestudeerd hebben – en die zijn te tellen en ik ken ze wel allen – zich niet in gezelschap bewegen kunnen, en verder de tafelgebruiken der Europeanen niet hebben aangeleerd, zodat zij aan boord van een schip of in een hotel steeds op de kamer blijven. In geval er aan boord van een schip van achteruitzetting sprake zou zijn, zouden mijn kennissen het mij verteld hebben. En geen van mijn Chin. kennissen heeft mij er ooit iets van verteld. En waarom die Europeaan aan de jonggezellen tafel kwam, is een andere zaak. In de eerste plaats: wat is hij voor iemand? Dan … zou hij die plaats niet zelf hebben gekozen, omdat hij anders alleen zou moeten eten. De vraag, hoe het mogelijk is dat een Chin. vrouw, die met een Europeaan getrouwd is, de Europese gebruiken, nog niet geleerd heeft, kan alleen dan beantwoord worden, wanneer [2] we weten wat dat voor een huwelijk is.

We hoeven zulk een geval dus niet voor achteruitzetting te beschouwen, en ik beschouw het niet als zodanig, want dat zou een vreemd attest zijn, wat ik de Europeaan in het algemeen zou gegeven hebben.

En mocht het toch een achteruitzetting zijn: we zijn samen heel gelukkig, wij hebben niemand nodig. Wij zijn niet overgeleverd aan de welwillendheid van anderen en wij zouden het heus niet als een eer of een gunst beschouwen wanneer de mensen ons beliefden te ontvangen. Zij ontvangen ons als hun gelijke of geven zichzelf een testimonium van kleinzieligheid en kleinburgerlijkheid!

Over eetlust gesproken: – even weer een uitweiding over eten! Wij krijgen hier té veel, wij eten hier té veel. Vóór het diner hebben wij nooit honger. Dat komt niet omdat wij niet gezond zijn, maar omdat de lunch ons voldoende is voor middag en avond. Vóór het diner moeten wij dan ook flink wandelen, anders zouden wij slechts onze lekkere honger en lekkere dorst bevredigen. Onze lekkere honger, zou die al niet gewekt worden indien men een diner kreeg als volgt:

            Macaroni au gratin met Parmezaanse kaas.

            Heerlijke malse kalfsoester met artisjokken + gebakken aardappelen + griesmeelroompuddinkje.

            Sucre brulé pudding + room +  maïzena.

            Sinaasappels en noten à discrétion.

Zouden wij geen lekkere dorst krijgen indien wij alles naspoelen konden met Chianti bianco, Vino florentino secco, van het beste ras!!

De keuken is hier schitterend, slechts één foutje hebben wij tot nu toe kunnen ontdekken: ongare rijst in de soep.

Over het weer gesproken. U weet dat in een badplaats: weer en eten de hoogtepunten van de gesprekken zijn. Het weer is nu zeer nat. Het stroomt in grote droppels neer. Het meer is grauw, de bergen grauw, de lucht grauw, maar het blijft wel even mooi. We vergenoegen ons met wandelen tussen twee buien in, met eten, lezen, slapen.

Ja, stuurt u de rekening van tante Lous[3] maar naar Genua. Wat een post zullen we daar krijgen, maar fijn voor de eerste dagen aan boord. Eida is treinvast en ook watervast. Zij heeft niets van het schommelen van het schip gemerkt, toen we naar Bellagio voeren.



[1] Mevrouw van Gilse was de hospita van Hok en Houw. Zij is de moeder van Henk Roelofs Heyrmans, een goede vriend van Hok.

[2] P.S. is de V.V.S.L. studentenjaarclub van Eida in Leiden.

[3] Tante Lous, is de verzekeringsagent van Hok en Eida.

maandag, 29 oktober 2012 08:46

1929-05-05

HOK

Bellagio, 5 mei ‘29

Geliefden,

Eida doet nu net haar siësta, mij alle tijd overlatende voor correspondentie. Met het weer hebben we het getroffen, tenminste vandaag. Met onze intrede in Bellagio, schijnt ook het mooie weer te zijn gekomen. De hotelier vertelde ons, dat het de eerste dag was van dragelijke temperatuur en toeristental!

Op de boottocht van Como hierheen leek het ons dat ook deze streek dit jaar niet al te verwend werd met zon, het was verre van warm. Overal jong groen, bloemen weliswaar, maar de lauwe lentelucht was er niet. Daarvoor in de plaats woei er een wind, die van het noorden kwam, van de besneeuwde toppen en Eida moest zich in winterjas hullen, waarover later nog de plaid kwam en daarbij als laatste en gelukkig ook afdoend redmiddel nog achter de gloeiende schoorsteen staan om de wondermooie oever te kunnen appreciëren. Het was een vreemd gezicht, zo iemand op zijn IJslands gekleed hier in dit oord te zien, bepaald een stijlfout!

Maar het mooie weer is toch gekomen en met hem de toeristen, om in de geest van de hotelier van Albergo Svizzera, Hotel Suisse, ons paleis te spreken. Een zalig oord is het hier: het noorden met een wijde blik over het blauwe meer, met witte toppen als omranding. Ruwe toppen vol kloven, met grote sneeuwbekkens en daar voor het kalme water. Tegenover ons balkon zacht glooiende bergen, met aan de voet de villa’s van Cadenabbia, Tremezza. Vooral ’s avonds is het gezicht hierop prachtig. De nog lichte westelijke hemel met de scherp omlijnde silhouetten der bergen en de lichten der stad! Naar het zuidwesten een prachtig gezicht op de baai van Portezza. Dat is nu het uitzicht van onze kamer, waarin bovendien

’s middags en ’s avonds zon.

Bellagio zelf is als “stad” zeer merkwaardig. Zeer opeengedrongen aan de oever van het meer de hotels, die al het lokale verdrongen hebben. Op de quai veel karretjes, veel geüniformeerde mensen, langs de oevers motorboten, wier geronk we de ganse dag kunnen horen en bootjes eveneens met geüniformeerde bootslieden, die ons gisteren [2] tot vervelens toe “Villa Carlotta” aangeprezen hebben. Maar daarbuiten is het wondermooi, prachtige parken met een weelde aan planten en bloemen, met een merkwaardige mengelmoes van tropische en noordelijke planten. Naast palm, en bamboe groeit hier den, ceder! Voor het eerst heb ik hier weer het mij zo bekende ruisen van de bamboebladeren gehoord. Buiten, ver van het geroezemoes van auto’s – nu is het zondag en de dagjesmensen zijn in grote getale gekomen – ver van de dikwijls te grote belangstelling in ons, een belangstelling die gelukkig maar eens onaangenaam onbeschoft was – is het prachtig. We genieten dus van de warmte, van de mooie omgeving tot verhoging van het gevoel van samen te zijn, met alles achter den rug. We genieten van de lectuur, heb je hiervan genoeg, dan kijk je naar het jonge weelderige groen, van hier naar het blauwe, kalme meer, en dan naar de bergen.

De hotels en de toeristen, veel Engels – natuurlijk is hier een English Church – veel Italiaans, en nog vele andere niet te determineren rassen, hebben al het lokale van de oever van het meer verdrongen. Wil je dit zien, dan moet je tussen de hotels, de smalle steegjes op: steegjes die met ronde rolstenen geplaveid zijn precies als in de plantentuin van Buitenzorg en van trappen zijn voorzien. Daar zitten dan de inheemsen voor de deur te weven, bijna steeds is het weven of borduren. De winkels zitten vol van hun home-spun goederen, meestal sjaals, van ongeveer het zelfde goed als die van Eida. Eida’s sjaal is tenslotte ook van deze streek afkomstig: geen hebben we echter nog gezien van zulk een distinctie als die van Eida.

Achter de hotels echter is alles dan wat inheems is, in nauwe steegjes, zelfs de grote straat voor de auto’s, die niet langs de boulevard rijden willen, is donker en smal. Echter ook daar is men niet gevrijwaard voor indringerige, hun waren aanprijzende vrouwen.

Dat zijn de keerzijden van Bellagio, maar wie ze niet zien wil, gaat in een kalm park zitten, gaat een stille plek zoeken, waar de zon schijnt en dan is dit oord vol zaligheid. Vandaag had E. het reeds te warm. We lopen nog wel in onze winterkleren, in afwachting van het bestendig worden van het weer, – dat afwachten mag niet te lang duren, want verschoning heb ik niet – maar het ziet er naar uit dat we morgen reeds ons zomergoed aan zullen doen.

maandag, 29 oktober 2012 08:41

1929-05-03

HOK

Fluelen, 3 mei 1929. G. Nog steeds met het weer getroffen, gisteren met de boot naar Tellsplatte gegaan en vandaar te voet langs de Axenstr. Op de boot heerlijk, voortdurend zon. Eida herkende haar oude kennissen, kerk + chalet werden vanuit de verte gekiekt. Het was niets koud, alles is in bloei: appels, kersen, perziken. Wij zijn in hotel Fluelerhof afgestapt, waar u met de hele familie, inclus. de Cohennetjes thee gedronken hebben. Onze kamer ligt aan het meer, voor het eerst geen vaste wastafel. En de bedden zijn zo hoog als de Urirotstock, die ik gisteren gekiekt heb van de Axenstr. van dezelfde plek als op deze kaart, met Eida op de voorgrond. Deze kaart komt waarschijnlijk op Anneke’s verjaardag. Veel geluk met de oudste spruit:

EIDA

dat jullie vele volgende dozijnen jaren evenveel geluk aan haar mogen beleven als deze 2 voorbijgegane! Nu wat zakelijks: heb ik soms mijn tondeuse thuis laten liggen. Wil je hem dan naar Genua sturen, Hok scheert me dan zo lang wel! Misschien komt er nog meer bij voor het pakje, in Bellagio zullen we onze boel eens overzien. Vanmiddag zullen we daar aankomen ± half 4, fijn. Hier is het nog erg koud: fijn die dikke pyama en het hempje Maatje!! Kun je het verschil in onze handschriften zien, bijna verdwenen! Wat is het hier zalig om zo mooi te wandelen!

HOK

We vechten om de plaatsruimte; ik heb meer gekregen, dat komt omdat Eida niet etende kan schrijven. Dag, Hok.  Eida

zondag, 28 oktober 2012 23:22

Colofon

 

   

Subsidiënten

 
    Prins Bernhard Cultuurfonds Landelijk  
    Christiaan G. van Anrooij Fonds  
    VSB Fonds  
    Dr Hendrik Muller’s Vaderlandsch Fonds  
    Wilhelmina Drucker Fundatie  
   

 

 cultuurfonds vierkanthendrik-muller-logo vsbfondsWDF-logo-2 

   

 

Website

 

 

  ontwerp / programmering: Pieter Kiewiet de Jonge, 

 

    ZO Producties, Leiden
    transcriptie / research: dr. Lisa Tan
    scanning originele collectie: ir. Gijsbert Tan
    digitalisering dictaat: Marijke Sterman-Vleeschdraager
    genealogisch onderzoek familie Tan: ir. Axel Tan
    genealogisch onderzoek familie Eida: drs. Wytse van der Laan
    scanning beeldmateriaal: dr. Lisa Tan
    vertaling Nederlands-Engels Pieter Kiewiet de Jonge
   

 

 
   

Adviseurs

 
    research: prof. dr. Mieke Aerts
      prof. dr. Pamela Pattynama
      dr. Eveline Buchheim
      dr. Fridus Steijlen
      prof. dr. P.J. Thung (Paul)
    juridisch advies: mr. J.W. Hofman (Hanneke)
    familiegeschiedenis Eida: Marijke van der Laan-Rempt
    fotografisch materiaal: Marijke van der Laan-Rempt
      drs. Jetteke Bolten-Rempt
      Tike Faas-van der Laan
    Indo-Chinezen: T.H. Thung (Houw)
   

  

 

   

Eindredactie

Pieter Kiewiet de Jonge

     

dr. Lisa Tan