[Pagina 1 t/m 4 ontbreken]
EIDA
[5] Veel plezier met onze tafel. Mevrouw Karper wordt inderdaad echt genoeglijk en hij is grappig, als hij zin heeft en dat heeft hij tegenwoordig, zeker omdat het in de eetzaal door de ± 50 waaiers (elektrische) vrij prettig is. – Vanavond wordt er niet eens gedanst, gisteren nog wel. Daarnet bewonderden we voor het eerst het Zuiderkruis en heel veel nieuwe sterrenbeelden, die we later eens zullen opzoeken. De maan begint afgeplat te worden al zou je het niet zien, als je het niet wist. – Er zijn vele genoeglijke mensen aan boord, maar we wisselen alleen maar vriendelijke blikken en glimlachjes, warmte maakt blijkbaar niet spraakzaam. Over het algemeen is ieder vriendelijk en ik geloof niet dat er ruzie zal komen, zoals, volgens m’n buurman, in de buurt van Colombo gebruikelijk is. De administrateur is bij nader inzien een draak, snauwt tegen het personeel, misselijk! Onze handen jeuken als winterhanden, dat komt van al het zout dat er aan kleeft, zo zout is de lucht; een voordelige “zoutwinning” zou dat zijn, als men er profijt van trok! Als Hok het warm heeft, kun je hem “afromen” vindt ie!!
HOK
Zondag 26 mei, 14.00 uur, ± 175 mijl van Kaap Guardafui[1], bijgenaamd de stormkaap. Eindelijk de broeikas van de Rode Zee achter de rug. Een heerlijk fris windje. Het predicaat “fris” zou in andere omstandigheden wel niet gebezigd zijn, want de temperatuur in de eetzaal waar ± 50 fans draaien is nu nog 94° F, gisteren 96° F. Het is op het dek toch lekker, de lucht is niet meer zo verzadigd van waterdamp, als in de Rode Zee, toen tot ons ongeluk de hemel bewolkt was. Een wolkendek werkt altijd als een deken, het verhindert de warmte-uitstraling. U kunt u wel voorstellen hoe warm we het hadden: 35° C luchttemperatuur, geen fris windje, met een kleverige huid. Zelfs Eida zei: het is “des Guten zu viel”……. allemachtig sterk zeg! om een uitspraak van den Port Saidsen goochelaar te gebruiken. Zondag is het nu, de zee viert ook zondag, zij is zo glad als een meertje bij volkomen windstilte. Het schip loopt recht, helemaal geen neigingen om te schommelen. Vandaag ook 26 mei, verleden jaar op zo’n tijd handjes gedrukt, … we vieren het straks met wat we lekker vinden. Misschien één vruchtensorbet, met ons tweeën met twee rietjes. Veel dolfijnen in hun spel gestoord en veel vliegende vissen opgeschrikt. Ze lijken op kleine mussen,
EIDA
die een geweldig eind over het water kunnen schieten – Dank voor jullie gelukwens voor vandaag, al is het slechts in gedachten. Jullie hebben er toch zeker aan gedacht, wed ik! Dat het pas één jaar geleden is, wat is er razend veel gebeurd! Toen snoven we dagen achtereen de zalige geur van rozen, seringen en veel meer op, maar nu is er zelfs geen bloemblaadje in de buurt, misschien in Colombo. We hebben wel allerlei [6] geurtjes aan boord, menigeen zit een eau-de-cologne fles te liefkozen – Gister werd ik bespoten door een dame, met wier zoon Hok op de H.B.S. is geweest (een verhaal à la Mevr. Hupkes!) Ze wist Hok’s naam nog! kras hè. Maar wie zou die eigenlijk kúnnen vergeten?! – Het is merkwaardig hoe snel we op deze reis de overgang gehad hebben van koud tot warm tot gloeiend, eerst hadden we 2 dekens, de volgende nacht 1, de volgende alleen een laken en nu zouden we min zóveel wensen! Het is wel zalig die dunne kleding: ik draag een Coppers comb., onderjurk, jurk, maar toch geldt nog: “drie is teveel”! – Denk jullie eraan dat Dien eind juni examen doet? Ik gaf Bepje al opdracht voor bloemen (moge ze nodig wezen, subjunctief) en dat ze bij jullie het geld mocht halen. – Vandaag draag ik m’n haar achter m’n oren, Hok geniet, in mij z’n “Moederland” terugvindende. Ik moet aldoor aan Emma denken als ik al die glimmende gezichten hier zie, het zijn nu niet meer alleen neuzen die glimmen! Daar is niet tegenop te poederen!
HOK
Maandag 27 mei ± 100 mijlen van Cap Guardafui, ± 16.00 uur. Neen, geen glimmende neuzen meer, Emma, maar ook geen vreugde, stil is het hier op het dek. De mensen zijn zo koest en rustig, gelijk vogels in een storm. Inderdaad waait er momenteel ook een storm, … de storm van de gevreesde Cap Guardafui. Een harde westerstorm die een geweldige deining veroorzaakt, die tegen stuurboordzijde beukt. Daar zijn alle patrijspoorten dicht: consigne sinds gisteravond, wij boffen weer met onze hut aan bakboord. En het schip doet allerlei enkelvoudige en gecompliceerde bewegingen. Nu eens met voorsteven naar beneden, dan weer naar boven; dan weer stuurboord omlaag; meestal echter én voorsteven omlaag én bakboord of stuurboord omlaag: zodat het slingert en stampt en rolt tegelijk. Een nare beweging, vooral wanneer het schip zo snel gaat hellen, dat je maagbodem naar beneden getrokken wordt om zich op het volgend ogenblik te gaan ontspannen, maar direct daarop naar rechts beneden weer wandelen gaat. En de golven komen soms tot op het wandeldek, de nu toch al niet al te bewegelijke mensen opschrikkend. En Eida houdt zich goed. Ze ligt in haar couchette en slaapt als in een wiegelende wieg. Daar beneden in onze hut voelt men het slingeren haast niet, de hut ligt in de schommel-as. In eten heeft ze geen trek, wat niet zo erg is, gezien de menu’s die we tot nu toe reeds verwerkt hebben. Aan geen van ons beiden hebben de vissen het getroffen, maar te beklagen zijn ze toch niet; het geraas van de storm is soms niet voldoende om een ander geluid te overstemmen. En ik voer een gevecht tegen mijn maag, een even verbitterd gevecht als indertijd aan de Thermopylac. [7] De doortocht zal ik blijven verdedigen, Leonidas had het ook niet gemakkelijk. Maar ik zal het winnen. Verschrikkelijk is zo’n rollend schip; vooral wanneer het juist in die richting helt, dat het is alsof je voorover gaat vallen. En dat hellen gaat steeds met een voldoende snelheid om je maag te doen voelen. En dat quasi voorover vallen doet je duizelen, om het even of je zit of staat. En als dat zo een paar maal achter elkaar en in dezelfde richting gebeurt, dan klem je je lippen op elkaar en staart voor je uit zonder echter naar iets te zien en zegt in jezelf: als die beweging nóg eens komt dan… maar ik wil het niet! En het best is dan dat je in de sterkste wind die je vinden kunt gaat staan; dat helpt bij mij altijd. Ook misschien daardoor omdat in zo’n sterke wind je absoluut frisse lucht hebt. In een warme omgeving, vooral met mensen- of etenslucht vind ik het dan ook verschrikkelijk. Vanochtend bij het ontbijt, voelde ik de capitulatie al heel dichtbij… en nam ik de vlucht. Vanmiddag bij de lunch scheen het goed te zullen gaan. Met heel veel smaak een portie stamppot + klapstuk gegeten, heerlijk. Maar toen zei een heer aan onze tafel tegen een dame: pas op, neemt u dat vooral niet, dat is vet. En dat woordje vet was voldoende om me weer te doen vluchten naar het promenade dek met smadelijke achterlating van een halve portie sla, maar met medeneming van een appel. Dus toch nog geen vlucht in paniekstemming. – Eida is gelukkig fijn opgeruimd, ik had gelijk met te zeggen, dat ze zich voor een storm niet ongerust hoeft te maken.
De eetzaal was zeer leeg, geen derde deel van de passagiers kwam eten.
Voor het eerst sinds Bellagio zag ik vandaag weer regenwolken, en de zon schijnt daarbij zo prachtig, de woelige zee met zijn kopjes en golven ziet er in deze belichting zo woest uit, vooral waar het zonlicht scheef op valt en alle details daardoor uitkomen. Wat merkwaardig is, is dat in deze storm hier op ± 100 mijl van de kust we nog meeuwen zien.
Eindelijk dus afwisseling na die warmte en die kalme zee in de Rode Zee en in de Golf van Aden, maar een afwisseling die wel te “schroff” is. De inktvlek op pagina 5 is een kind van de storm. Vanochtend kwamen we de Christiaan Huygens tegen, het stampte en rolde al even erg als ons schip. [8]
Cap Guardafui is in de zomer berucht om zijn stormen, evenals het noordelijke deel van de Indische Oceaan. Ik hoop dat we net snel met deze reis nog tussendoor glippen, en dergelijk kalm weer krijgen als ik/we tot toe hebben gehad. Het was nu ook zulk een plotselinge overgang. Gisterenavond werd ons gezegd: om 2 uur komen we aan C. Guardafui: stuurboord, alle patrijspoorten sluiten. En dat werd gezegd terwijl wij over een spiegelgladde zee voeren, die zó glad was dat de maanweg onbeweeglijk stil lag, dat we de sterren in het water konden zien schijnen, en daarbij de barometer bleef constant. Vanochtend toen we wakker werden, schudde en slingerde het, de welkomstgroet van de Indische Oceaan, die wel wat menselijk hartelijker had mogen zijn. Weg is nu alle warmte, geen glimmende neuzen, geen kleverig aanvoelende huid; een frisse wind daarvoor in de plaats. –
Dinsdag, 28 mei ± 400 mijl verder dan gister. We varen pal naar het oosten, niets dan water en lucht. Een kalmere zee dan gisteren, sterke deining, kopjes op de golven, prachtige zon, mooie stapelwolken aan de horizon en de lichte vederwolken daarboven. Eida is vanochtend weer boven geweest, om tegen de lunch haar veilig en rustig nestje weer op te zoeken. Wijs van haar. Ze begint al te wennen aan de wankelende boot. Ik ben weer bijna normaal. De maag heeft ingezien dat de pas van Thermopylac niet te passeren is en functioneert weer normaal. De dagen van onze reis gaan ongemerkt voorbij. Datum en dag weten we alleen omdat ze op de menu’s te lezen zijn. U zult wel verbaasd zijn tot nu nog niets gelezen te hebben over onze medepassagiers. We weten er eerlijk gezegd ook niets of niet veel van te zeggen. Wij bemoeien ons absoluut niet met hen en tot nu toe hebben ze onze splendid isolation geaccepteerd. Onze beste kennissen zijn onze tafelgenoten met wie we buiten de maaltijd wel eens een praatje maken. Aan Eida’s kant zitten de Hr. en Mw. Karper, boekhouder bij de B.P.M.. De vrouw is gezellig, met een Indische inslag in haar optreden, voornamelijk tegenover de bedienden. Ze beveelt, weliswaar niet opvallend, maar voor Eida wel merkbaar. Haar man, soms grappig, echter grappen van het gewone soort; goedig, hoewel veel aan te merken op het eten. Een man die als tafelgenoot aanvaard kan worden, er zijn er die gezelliger zijn, er zijn er die vervelender zijn. Trap van ontwikkeling normaal: geen hoogvlieger in zijn gedachten [EIDA: Noot: hij is toch gezellig]. Aan mijn kant Hr. en Mw. Vonk. Een onderwijzersfamilie. Zij een aardig, goedig, vrouwtje, van ± 27 jr. met 3 kinderen, drie jaar getrouwd, komen uit Breda, dus Katholiek, verhouding van man en vrouw ouderwets. Als de Familie Vonk iets beslist heeft, dan heeft hij het meestal beslist. Spreekt haar man nooit tegen. (Leerschool voor Eida!!) Hij een goede vent, weet niet veel, maar wil veel leren. [9] Gaat met vrouw en 3 kinderen naar Indië zonder één woord Maleis te kennen, noch iets te weten van de Indische samenleving, hygiëne, etc. etc. Als tafelgenoot, zie hierboven. Tussen deze twee families in Mw. Jarl een dame van 20 j., handschoen. Aardig op eerste gezicht, vindt zichzelf tamelijk interessant, flirt graag. Doet haar best om Hollands te leren, (haar nationaliteit is Zwitsers, haar a.s. man is een Zweed die op een rubberplantage in Belawan zit). We zien elkaar alleen aan tafel, dat is al genoeg. Dat is onze intiemere kennissenkring. Dan komt onze fictieve kennissenkring, dat zijn mensen die om een of andere reden onze aandacht getrokken hebben, en die wij zo van tijd tot tijd observeren. Dus verdere kennissenkring. No. 1 op de lijst staat een Mevrouw Rambonnet. Vrouw van naar men zegt: burgemeester van Soekaboemi, moeder van een dochter van ± 7 jr. We observeren haar dikwijls, alleen maar om te weten te komen of er in haar optreden ook wel eens een natuurlijk element tot uiting komt. In haar normale doen is er géén te vinden, althans hebben wij het nog niet gevonden. Ze kan intussen ook wel normaal zijn heb ik nu ontdekt, nl. als ze zeeziek is. Ze behoort tot de “upper ten” aan boord. No. 2 is een planter met zijn vrouw. Het gezicht van hem is absoluut ontbloot van enige geestelijke trek; zij treedt tamelijk blasé op: beiden om nooit mee om te hoeven gaan. En nu wil het toeval, dat No. 1 en No. 2 de eerste mensen waren met wie we aan tafel zaten!! Dat was in Genua toen we nog geen vaste plaatsen hadden. No. 3 is een heer, die naast dame No. 1 zit, een ventje met een pappig gezicht, met een dikke taille, tamelijk korte benen, blond haar en een kuil in z’n kin, het enige bijzondere in zijn gezicht. En die man vermeet[2] zich om te proberen Eida’s aandacht te trekken. Hoe kan men zoiets bereiken, wanneer men er niet de nodige eigenschappen voor heeft. Hij houdt zich dan ook veilig op een afstand, maar kijkt veel met fototoestel en verrekijker, als ik juist naar de zee kijk. Gelukkig dat hij weet dat hij alleen tot televisie zich beperken moet, want ik heb hem zo “per toeval” mijn spieren gedemonstreerd alsook mijn “strengheid van blik”. No. 4 zijn de vele dames wier leven hier aan boord alleen uit mooie kleren bestaat. No. 5 zijn de vele heren en dames, wier leven hier uit bridgen bestaat. No. 6 zijn de heren, hiertoe behoort ook No. 2, die door toevallige omstandigheden zo’n bevoorrechte positie hebben gekregen, die veel “djongos” schreeuwen en ook veel alcoholische dorst hebben. Er is maar één familie die wij bijzonder sympathiek vinden. Familie Brandts, hij is administrateur van een kina-onderneming bij Bandoeng, reeds 34 jaar in Indië. Zij bemoeien zich evenals wij, haast met niemand. En met hen [10] praten we wel eens. Hij kon mijn vader zijn, zo oud is hij al. Er zijn van die mensen die je op het eerste gezicht reeds aardig vindt en die je niet teleurstellen bij nadere kennismaking.
Dat is nu onze kennissenkring (intiemere en verdere), onze kennissenkring vóórdat de gezelschapsspelen, waarvoor we slechts ƒ 1,- hebben gegeven d.w.z. wij willen er niet aan meedoen! begonnen zijn. Morgenavond is er bal costumé, het eerste nummer van het spel. Men begint zich reeds te vervelen, men zoekt al aansluiting , terwijl wij er nog lang niet aan toe zijn.
EIDA
29 mei, 4 uur 15 min. Eindelijk zal deze correspondente, van wie we gedurende 2 dagen wegens onschuldige (!) ongesteldheid niets konden vernemen, de pen wederom opvatten. Wat heeft zij uitgevoerd? Stel u voor dat u in uw bed ligt; waarvan u zich verbeeld had, dat het horizontaal was en tot uw verbazing liggen opeens uw voeten hoger, dan uw hoofd, ondertussen valt ge meer op uw linkerzij, hoewel ge u verbeeldt, dat u op uw rug stil lag en ge kijkt de kamer rond, welke tot nu toe steeds gelijk was gebleven en ge ziet alle klederen langs de muur opgehangen, voortdurend er langs heen en weer schuiven en ge kijkt door de patrijspoort en ziet plotseling een heldere ster verschijnen (het is avond), maar net ziet ge hem in het midden van de ronde opening, of hij is al weer heel laag, nog net zichtbaar, dan opeens geheel verdwenen om linksboven weer binnen te komen! – Het is werkelijk vreemd, als je ’s morgens wakker wordt, na 10 dagen mooie kalme zee en je krijgt een dergelijke gewaarwording. Bijna niemand die voor het eerst op een schip was, kon er direct aan wennen. Hok is er manmoedig door heen gegaan en heeft boterhammen voor me gesmeerd om in bed op te eten, maar ik heb er niets van verorberd. Ik heb ongeveer de hele dag geslapen, dan voel je tenminste niets, alleen toen al het eten boven gebracht werd in de hut, en Hok er smakelijk van at, is het me te machtig geworden, maar het was gelukkig de enige keer ook tot nu 31/5. Gister ben ik telkens eens boven geweest omdat het ellendig smoorheet in de hut was; door de ijskoude douche ben ik feitelijk pas weer bijgekomen. Vanmorgen en om 1 uur ben ik weer aan tafel verschenen, waar nog niet een ieder weergekeerd is. Hok voelt nu niets meer van de kopjes op de golven, maar ik lig nog het liefst en zoveel mogelijk in de wind. Vandaag is het hele wandeldek met vlaggen versierd en zijn er gekleurde lampen aangebracht, er zal nl. gemaskerd bal zijn, waaraan vele mensen, waaronder wij, niet meedoen. Maar ik ben er toch erg benieuwd naar. – Over 2 dagen zijn we in Colombo en dan nog maar 4 dagen naar Medan en 7 naar Batavia ondanks alles verlang ik niet eens erg naar het einde, het is hier toch best aan boord; misschien zou ik zelfs op den duur aan een stoomcarrousel wennen en als het moet er mijn hele leven [11] doorbrengen. Het is alleen maar de moeite om je evenwicht te vinden!
HOK
31 mei 1929, nog een tweehonderd mijl van Colombo, 15 u. Morgen 6 uur voormiddag plaatselijke tijd arriveren we in het smaragd eiland Colombo. Vanavond om 19 u. sluit de laatste buslichting met Holl. postzegels. Gisteren niet geschreven, omdat we daarvoor niet vlug genoeg bij waren. Je moet hier zo letten op de tijd. Voordat je het weet is zo’n dag om. Wat wij dan zo doen?? Ja, wanneer u mij die vraag mondeling had gesteld: u zoudt mij heel gewichtig aan mijn pijp zien trekken, mijn mondhoeken geheimzinnig zien plooien en mij horen zeggen met knikkend hoofd: “Ja, wat wij niet al zo te doen hebben!?” En ik had uw vraag eindelijk beantwoord met een heftige tegenvraag die aldus zou hebben geluid: Is het dan niet veel wat we te doen hebben, ’s ochtends om 7 uur, wanneer de zon zijn stekende stralen in ons gezicht werpt, opstaan en dat na eerst zorgvuldig je te hebben uitgerekt, zeer zorgvuldig, dat je geen kootje aan je lichaam die weldadige rekking hebt onthouden, opstaan nadat je je driemaal wel hebt omgedraaid en even zovele malen je hebt gerealiseerd, dat je bedje niet altijd even horizontaal, noch in de lengte-, nog in de breedterichting ligt. Is dat al niet veel voor die vroegen ochtendstond? Wilt u ons helemaal volgen in ons dagelijks doen, zo zal ik deze kantjes zeker vol moeten krabbelen en nóg zouden er vele dingen zijn, die wat minder belangrijk zijn, zoals je veters lostrekken, je schoenen buiten de deur zetten, die wij u niet hadden verteld. Enfin, u wilt ons dan wel het overzien van deze onnodige details vergeven, ik zal u slechts de hoofdzaken vertellen. Nadat we ons gebaad hebben, eerst met het zilte water van de oceaan, daarna afgespoeld met het zoete water, dat de boot voor dit doel vanuit Port Said heeft meegenomen, beleggen we een intieme hoofdbestuur-vergadering om uit te maken welke jurk of kostuum we aan zullen trekken en in combinatie van welke andere kledingsstukken. Zo gaan enkele vijftallen van minuten voorbij; de tijd gaat voort en kribbelingen en krabbelingen in onze magen herinneren er ons aan, dat: der Rede genug, zeigt nun der Tat! En schielijk verdwijnen we naar de ontbijtzaal, want na 9 u. 30 uur krijgen we geen warme schotel meer. Volgeladen slingeren we daarna – dit komt door de zeebeentjes – naar het promenade dek om onze moede leden uit te strekken op de rieten luierstoelen van Gerzon, want voorwaar een tocht in de eetzaal is vermoeiend. Zo liggen we dan, nu en dan afgewisseld met een wandeling, te lezen of te schrijven. Soms wandelen we naar het bovenste dek, naar de fotograaf, vroeger – het is nu al heel lang geleden, toen het nog wel eens niet warm was, speelden we wel tennis, – en wij zorgen dan om 11.30 uur weer present te zijn op onze stoelen, want dan worden er verfrissingen rondgedeeld. Wij zuigen dan aan onze rietjes en turen over de blauwe oceaan en turen naar de wolken in hun eeuwig, wisselende gedaante; wij verlustigen ons in de vlucht van de vliegende vissen en we zien hoe het schuim spat, wanneer zij na hun lange glijvlucht weer in het water terugkomen. Vluchtig kijken we soms om naar onze medepassagiers en bemerken meestal – niet dan tot onze grootste voldoening – dat wij niet de minst energieke zijn. Zie daar staat een mond wijd open, wat een mooie tandenrij!
[12] Een koel zuchtje streelt onze wang. Waar kwam dat zuchtje vandaan? Uit de blauwe hemel of tussen die blanke tandenrij door?? Wie zal het zeggen? En zo dromen we verder. Eida over haar boek van Georg Hermann en ik over mijn publicatie. De tijd gaat voort. Het boek is mooi. Mijn werk schiet op, maar hoor, daar rommelt de trom. En inderdaad, ook onze maag rommelt. En de statige tocht naar de eetzaal begint weer, soms onder de plechtige of de vrolijke tonen van onze Hauskapel, statig dalen we de statietrap af. De messen rinkelen, de vorken en lepels klinken, de borden worden gewisseld, 3, 4 maal. En daartussendoor speelt men Drei Mädlerhaus – Eida wil solo dansen! – de ventilatoren snorren. Geluidloos “zweven” de djongos. Ze hebben állen zeebenen!! En zie, tweemaal een kwartier gaan voorbij en de stoet gaat weer zijns weegs. Waarheen? Sommigen zoeken een rustig plekje op onder het promenade dek. Wat is rustiger dan je couchette! Wij gaan weer op het dek, in de frisse wind, wanneer er een frisse wind waait, en strekken onze moede leden uit op de rieten stoelen van Gerzon, want zwaar is een tocht in de eetzaal. Volgeladen zijgen we neer, maar slaap niet te vast, want om 4 wordt de thee met cakes en koekjes rondgediend. Zalig is zo’n drank dan na zo’n vermoeiende halve dag. Zie de gezichten alle opfleuren na het eerste kopje. En druk en gezellig, babbelpraatjes men dan wisselt, hoort ze lachen, zie ze energiek draaien in hun stoel. Ja die kostelijke koekjes en dan de koelte die komt. Wij wandelen dan meestal, alsof we op zo’n voormiddag nog niet genoeg gewandeld hebben en zien naar links en naar rechts, en kijken naar de wolken aan de kim, en staren op de golven die op en af gaan, met witte room op hun kopjes. Wie zou niet aan room gaan denken, wie zou niet vanzelf room als vergelijkingsobject nemen, wanneer men zo dikwijls als hier room kreeg. Maar tuur niet te lang, want dra gaat weer de etenstrom, net is al de bel gegaan om de kinderen aan tafel te nodigen en wij moeten ons nog baden en kleden, ja mooi kleden voor het diner. Voordat je het weet, gaat de trom al en je bent amper klaar. Zo snel gaat de tijd; je had nauwelijks tijd om een kostuum met goed overleg te kiezen. Zie, daar gaan ze weer, zo licht van tred, op vleugelen van het gezang, van de muziek, want de muziek speelt weer, en ze gaan zo licht, want wie zou na zo’n dagtaak niet licht zijn van tred en van binnen. De messen blinken, de lepels klinken en dan gaat de stoet weer weg. De een zoekt de rookkamer op, de ander bridge, wij gaan wat wandelen en kijken naar de sterren, naar de maan, naar al het schoons dat de nachtelijke tropenhemel biedt. Maar droom niet te lang, want dan verpatst men
[Randje pag. 12] zijn thee sandwiches van 9.30 uur. Om 10 u. komt bij ons het zandmannetje. Gegroet gij, weggetrokken dag en weldra verschijnt dan de droom om te verschonen onze slaap!
[13] Hebt u ooit dit getal op een bladzij van een brief als pagineringsgetal gevonden? Ziedaar ons dagelijks doen, wanneer er niets tussenbeide komt. In de laatste dagen is er wel een en ander tussenbeide gekomen! Zo de woelige zee bij Cap Guardafui, die ons kluisterde aan ons bed of onze stoel. De dagtaak werd toen heel wat vereenvoudigd. Nu is die bezigheid weer voorbij, want we hebben ons reeds gewend aan de deining. Hobbelen is nu ons dagelijks doen! In de laatste twee dagen is er nog wat anders gekomen, wat onze dagtaak belangrijk ingewikkelder maakte. Het waren de spelen en de bals voor kinderen, klein en groot, jong en oud. Wij bleven toeschouwers, maar desondanks moesten we ons er voor kleden. Ik in smoking, die sinds Port Said gepensioneerd was. Daardoor werd mijn dagtaak in zoverre ingewikkelder dat ik meer dan anders mijn badhanddoek nodig had. Nauwelijks had ik mij van het bad afgedroogd of een tien minuten daarna mocht ik er nog eens mee beginnen, want ik had de smoking aan. Het was toen alsof ik weer net uit het bad kwam. Enfin, deze verzwaring van dagtaak werd op de koop toe genomen, de boot was ook zo mooi gemaakt met vlaggedoek, wij moesten toch ook wat voor de algemene schoonheid geven. Het was toen een gekostumeerd bal. Heel aardig, we hebben ook tweemaal gedanst, maar om half 11 lagen we weer te dromen.
Gisterenavond had de tweede klasse gekostumeerd bal. Dat was heel wat origineler, geestiger dan het onze. Ze durven in de tweede klasse meer, er hoeft daar ook niet zoveel stand worden opgehouden, er zijn ook meer vrijgezellen. Gisteren waren er kinderspelen, wat een hopeloze mislukking was. De leidster was Mevr. Rambonnet de verre kennis No. 1 in de brief van een paar dagen geleden.
Onze kennissenkring is niet vergroot. We leven nog altijd op ons zelf en op de zee. Het is zo prettiger dan een “gezellig” troepje te hebben, zoals men hier aan verveelde gezichten kan waarnemen. Niemand stoort ons in ons samenzijn, ze merken wel dat we hier liever alleen zijn. [14]
EIDA
Wat een brief! Ik zie al aankomen dat de leveranciers uren staan te bellen en niemand open doet. Het is voor hen te hopen dat er weer een werkster in huis is! – Wat een gek idee dat ons huisje zo zal veranderen, mijn bed bij tante Martha en Emma met 2 kamers! Wat een zalige ruimte. – Gister moesten we de papieren invullen, waarin de waarde van al onze bezittingen; het is toch vreemd dat als je er belasting voor moet betalen in procenten dat dan ineens alles lang zoveel niet waard is [HOK bedoeld is handelswaarde!!], dan als je hetzelfde verzekert! – Er komt nu opeens een koele wind opzetten, onze hut begint goddank ook al af te koelen, we hebben daar meer dan gestoofd! Ik heb nog nooit, vóór nu, echte zweetstraaltjes langs m’n gezicht voelen lopen. – Voor morgen hebben we een auto besteld om over Colombo te toeren, alles onder leiding van onze dierbare “Cook & Son”. Vannacht is Lotty met Menno ons gepasseerd, seinende: “veel geluk”. Aardig toch je familie op deze manier langs te “voelen” gaan! – Met deze lichting schrijf ik ook aan Mien ter Spill en Emy, die resp. 15 en 8 juni jarig zijn.
Nu tot Sabang,
Hok en Eida .
HOK
Ingesloten 3 kieken.