1939-04-21

EIDA

21 april ’39.

Lieverdjes –

Vele dingen beleefden we deze week. Hok stapte dinsdag in het vliegtuig om zijn collega Irene Crispin in Batavia te ontmoeten en samen naar Palembang te vliegen. Hij komt morgen alweer terug. Hij wacht niet een het teruggaande vliegtuig af, dat maandag gaat, maar nam vandaag de trein, hoewel ik hem zeer animeerde langer weg te blijven. Ik heb zelf momenteel veel te doen vooral met het toneelstukje voor de Vrouwenbelangen, waarvoor ik 15 mensen steeds bijeen moet houden en steeds weer nieuwe zoeken voor degenen die zich bedenken en wegblijven! Verder had ik Vivos gister waar ik ingesloten speech hield. Ik vind het zo fijn dat jullie zo meeleven met wat wij doen dat ik het voor jullie overtikte. Je moet weten dat mijn woorden de gemoederen ontzettend in actie brachten. Heel Vivos is ontzet over een dergelijke moed om zoiets te durven zeggen. Na afloop hebben verscheidene mensen mij hun adhesie betuigd. Deze Mevr. Breuning is de quaestrix momenteel en het grappige was dat de beide andere bestuursleden me toespraken en zeiden (in de vergadering) dat het goed was dat ik die gedachten naar voren had gebracht. Voor mijn gevoel had ik het ook zuiver gesteld. Maar nu is die dame in kwestie heel boos. Ik bedierf haar avond en toen ze vlug weg wilde gaan, liep ik haar na en legde ik haar nog eens uit wat ik ermee bedoeld heb. Ze leek toen heel begrijpelijk en kalm, maar nu hoor ik net dat ook haar man verontwaardigd is en nu moet de arme Thea Hermans, die me verdedigde, de kastanjes uit het vuur halen. Aan Thea heb ik een goede advocaat! Dat is zeker! Dat is altijd wat aan de vrouwen verweten wordt, dat ze nooit een zaak objectief kunnen bezien en inderdaad zullen nu zo’n paar woorden de poppen aan het dansen brengen. Haar enige natuurlijke reactie had moeten zijn: “inderdaad, ik wist niet dat het een kwetsende uitdrukking was, maar nu dat zo blijkt te zijn, zal ik hem niet meer gebruiken!” Dat was zakelijk geweest en dan waren alle Vivos leden tevreden geweest, maar nu meent ieder te moeten partij trekken en op elk koffie praatje zal het wel ter sprake komen. Ik ga dus momenteel hier over de tong! – Maar ik ben nog steeds blij dat ik me er niet aan onttrokken heb dat te zeggen. Tenslotte zijn er momenten dat je niet mág zwijgen wil je niet in conflict komen met je geweten! – Ik heb er vele uren aan besteed om deze gedachten zo zuiver mogelijk uit te spreken – Het merkwaardige is dat Mevr. Breuning een Jodin is en ik heb idee dat zij daarom extra gevoelig is. De spreekster van gisteravond was Dora Zwiebel, die ons vertelde van Socrates. Ze spreekt uitstekend – het is een bijzonder ontwikkeld iemand. Ik haal haar ook in de Vrouwenbelangen. Ik zei ook nog even in de vergadering dat ik dit alles niet had gezegd omdat ik persoonlijk gekwetst was, want dat ik door m’n afkomst en door m’n huwelijk aan [2] 4 rassen verwant was, zodat ik niet zou weten voor wie ik me ’t meest gekwetst zou kunnen voelen. Hok heeft ook nog een Inlandse grootmoeder, dus die rekende ik ook mee! – Irene Hasenstab was ontzettend boos dat ik het gezegd heb, ze vond het een publieke afstraffing!! Ik zou zeggen dat wanneer je zoiets niet in Vivos zeggen mag, waar kun je het dán doen! – Maar enfin. – Vanmorgen hebben we het bestuur v.d. Vereniging v. Huisvrouwen ervan overtuigd dat we geen politieke partij zijn, met het gevolg dat ze een stukje van ons plaatsten in hun blad voor onze Propaganda-avond, een geweldig succes, dat nog nooit is voorgekomen! Thea Hermans en ik hebben het Huisvrouwenbestuur overdonderd – een geweldige gebeurtenis en opwindend vooral na de Vivos avond van gister. We beleven samen veel! – Onze trouwdag vierden we samen met Julie en Beatrijs, die ’s middags om 5 uur weer vertrokken. Zij zorgde voor een beeldige mand rozen en Hok voor orchideeën – ik had voor Hok een das en hij voor mij een kussenstof voor in m’n rug als ik voor het bureau zit. We brachten de morgen in het zwembad door – niemand wist er iets van en we zeiden het niemand – Axel liep ’s morgens vroeg al zingende door het huis van “o, wat zijn we heden blij”. – We hadden het met Julie heel genoeglijk, alleen druk en vermoeiend om zoveel te praten! – Deze 4 dagen dat Hok weg was, zijn omgevlogen. Wat is het leven veel eenvoudiger wanneer je met niemand rekening hoeft te houden! Merkwaardig dat de mens juist het gecompliceerde verkiest! – Je moet eens aan Tante Masje vragen hoe in Holland de verhouding is tussen Huisvrouwen en Staatsburgeressen. – Ik kreeg een brief van Coletje, ze is een paar weken op reis. Ze heeft blijkbaar zich mij aangetrokken en schrijft dat ze helpende gedachten aan me wijdt, erg lief van haar hè, dat is weer méégenomen! Goede gedachten zijn altijd prettig, wegen weer op tegen verschillende slechte, die nu in Vivos over mij misschien gedacht worden! – Anneke gaat dus al gauw aan boord – in mijn brieven gedenk ik ook steeds haar, al schreef ik haar niet speciaal. – Net een brief van Houw, dat ze jullie bezochten en nu naar Engeland overstaken. Fanny vond dat ik erg veel op Moeder leek. Ze is het reizen moede – ik kan me indenken, vooral als je je talen niet gemakkelijk spreekt. – Veel dank voor de mooie briefkaart van de muurschilderingen. Waarom hebben ze eigenlijk juist Plato en Phidias genomen en dan Plato [3] op beide schilderingen, maar het gewaad en het landschap zijn mooi  – in kleuren zal het nog wel veel meer treffen. – Wat enig dat Ankie Leenmans nog zo’n jeugdige indruk maakt. Trouwens mij werd gister door een student gevraagd, toen ik hun Griekse kostuums kwam lenen, of ik ze voor m’n Lyceumfuif nodig had!! Misschien bedoelde hij er ook mee of ik die club leidde, maar het klónk sympathiek! – Wat kostelijk wordt Thijs daar behandeld als een hoogst belangrijk personage, enig die beschrijving van hem wanneer hij in het waterfort komt, en wat een gemak wanneer je zelf de nachtvergunningen kunt uitdelen; hij zal wel veel mensen hebben die vrienden met hem willen zijn! – Hok’s paleontologe is hem erg tegengevallen. Hij vindt haar vervelend en dom. – Fijn dat je ons het boek van Mulford[1] stuurt – ik leende Kojc uit, maar ze sturen het niet terug hoewel [4] ik er al 2 maal om vroeg. – Eida[2] is blijkbaar nog niet zover dat ze over de dingen nadenkt, maar ik geloof dat ik me op die leeftijd ook nog nergens voor interesseerde. Ik had dat boek van Weatherhead ook bedoeld voor Lou. – Axel vindt het heerlijk wanneer jullie hem speciaal toespreekt. Hij verwacht nu ook weer eens wat van Omie! – Lisa speelt de hele dag met Betty Mees (3 jaar). Betty is de hele dag bij ons, onze kennissen uit de buurt vragen of ik haar geannexeerd heb.

Dag dierbaren

Eida. [5]

Toespraak Eida

Graag zou ik hier een paar woorden willen zeggen naar aanleiding van de lezing van Mevrouw Breuning. U zult zich misschien afvragen waarom ik nu pas kom met mijn reactie. Aan het feit dat ik niet gewend ben om in Vivos meer te zeggen dan een enkele losse opmerking, tenzij dan op het Vivos toneel!, schrijf ik het toe dat ik eerst later de woorden gevonden heb, die ik nu meen te moeten zeggen.

Met deze gemakkelijke maar slechte gewoonte van zwijgen, die velen er uit deze kring met mij op menen te moeten nahouden, wil ik nu gaarne breken.

Ik weet niet of het de bedoeling is geweest van spreekster of niet, maar zij heeft de indruk gewekt slecht te spreken te zijn over de prestaties der Chinese meubelmakers en nu zou ik gaarne een andere zijde van deze kwestie belichten.

Wij moeten wel weten dat wij hier staan tegenover mensen uit een heel ander milieu, met een heel andere smaak, tegenover mensen bij wie de eisen voor woninginrichting wel heel andere zijn, bij wie tevens de traditie zo sterk leeft dat voor hen juist het oude de meeste waarde heeft en bij wie dus geen plaats is voor de moderne Europese woninginrichting. Laten wij dit alles in het oog houden bij de beoordeling van hun prestaties.

En als wij dan bij zo’n meubelmaker komen en wij tonen hem een tekening die in orde is wat betreft de maten en in orde wat betreft de details, dan kunnen wij over

’t algemeen zeggen, dat het stuk goed wordt afgeleverd. Maar laten wij alles over, of geven wij verkeerde maten op, laten wij dan niet wanneer het stuk ons niet bevalt de schuld geven aan de meubelmaker.

Heeft Mevr. Breuning ons niet verteld hoe wij in Europa onze meubelontwerpers hebben, naast wie de meubelfabrieken en de -makers uitsluitend voor de uitvoering zorgdragen. Is het dan niet onbillijk, om van onze eenvoudige Chinese meubelmaker, die niet in een modern Europees milieu is opgegroeid en niet de opleiding heeft gehad van een Hollandse meubelmaker, dat hij ontwerper en maker tegelijk zal zijn?

Spreekster vertelde ons dat dikwijls onvoldoende gedroogd hout gebruikt wordt, maar is daarvan niet de Europeaan zelf de schuld met zijn “ge-tawar[3]”? Hoe kunnen wij eisen dat het beste hout gebruikt wordt wanneer wij er niet voor willen betalen? Onze meubelmaker zei ons op onze vraag naar de prijs van een paar kasten: u kúnt ze veel goedkoper krijgen, maar dan krijgt u ook ander hout.

Wanneer wij het geld ervoor over hebben en wanneer wij de moeite willen nemen goede detailtekeningen te leveren, dan kunnen wij ook in Indië dankzij het bewonderenswaardige aanpassingsvermogen en het goede vakmanschap van de Chinese meubelmaker, goede meubels [6] bezitten, zoals reeds vele huizen bewijzen.

Voor ik verder ga wil ik er even de nadruk op leggen dat het volgende evenmin bedoeld is als een persoonlijke aanmerking op spreekster, maar toen ik haar zo in misprijzende zin over “zo’n Tjina”  hoorde spreken, toen welde het bij me op hoe jammer het toch is wanneer de mensen elkaar onbewust kwetsen. Ik stel hier voorop dat ik ervan overtuigd ben dat Mevr. Breuning met haar gezegde niets bedoeld heeft, maar naar mijn mening vermindert dat de zaak niet, in tegendeel, hieruit blijkt maar al te zeer het spraakgebruik van termen die niet prettig zijn te horen voor degenen op wie zij doelen. U zult mij toch moeten toegeven dat uitdrukkingen als Tjina of Blanda of Mof of Jodenstreek slechts in misprijzende zin gebruikt worden. En waarom moeten wij zonder erbij na te denken onbewust zo bij wijze van spreken dingen zeggen, waar we niets mee bedoelen, maar die een ander kwetsen. Zouden wij dan niet beter zulke woorden bewust kunnen inslikken.

Voor mijzelf zijn deze gedachten zo vanzelfsprekend, dat ik gedacht heb dat ze niet op Vivos naar voren hoefden te worden gebracht. Maar deze kleine uitlating van spreekster heb ik gemeend niet stilzwijgend voorbij te mogen laten gaan.

Ik geloof dat ik niet nader hoef te verklaren dat ik deze kwestie absoluut onpersoonlijk wens te stellen. Ik ben blij dat ik in de gelegenheid was dit alles te bespreken.

Ik dank u.

 



[1] Prentice Mulford (1834-1891), invloedrijke figuur in de New Thought Beweging.

[2] Eida Rempt, oudste dochter uit eerste huwelijk van Dirk Rempt.

[3] Tawar-ren = afdingen.

Details

  • Plaats: Bandoeng, Van Hoytemaweg 4
  • Auteur(s): Eida
  • Pagina's: 6
  • Soort: Bloknootvel
  • Bijzonderheden: Dubbelzijdig beschreven. Pag. 5 en 6: Toespraak Eida voor Vivos.
More in this category: « 1939-04-14 1939-04-28 »