1931-04-28

EIDA

28-4-’31.

Lieve Schatten –

Wat dol, wat enig!!! We kunnen ons niet indenken dat we jullie over 3 maanden in werkelijkheid zullen aanschouwen. Verrukkelijk gewoon. Het idee dat we jullie zouden afzeggen. Al kwam je op de dag van heden, Bandoeng jubelt! We schrijven morgen een vliegbrief met vele zaken die jullie je in je oor moeten knopen. Nee, wat ongelooflijk, dat het echt gebeurt dat jullie komen en dan al zo gauw. Paatje, dat heb je knap bedacht! Ik zie jullie al vele inkopen doen en aan iedereen het grote nieuws vertellen! Ik heb Trude al jaloers gemaakt. Haar baby zal er wel al zijn, wanneer jullie hier arriveren. Wij zitten stikvol plannen, nu al! Wat een pretjes in ’t vooruitzicht; over een week gaan we al naar Soerabaja. Ik kan je in vertrouwen meedelen, dat terwijl ik dit neerschreef, ik opeens buikpijn kreeg! Je ziet, jullie zult me nog geheel als vroeger aantreffen! Van huis gaan is een enorme toer voor me. Vooral nu we jullie komst in ’t vooruitzicht hebben, hoef ik heus niks anders meer! Maar enfin, als we eenmaal in Soerabaja zitten, of liever ik, dan zal ik het wel enig vinden bij Zus en Dirk. Hok en ik moeten dan een week van elkaar scheiden. Gek, dat je daar tegen opziet als je getrouwd bent! Je bent toch maar een half mens in je eentje! – Alleen zonde dat Emmetje nu niet mee kan komen, dan is de familie toch weer niet compleet. Maar Anneke zegt dat jullie dan, als je weer thuiskomt van de reis, nog wat overhebt, of liever véél overhebt, want een beter toehoorster als Emma, is wel moeilijk denkbaar. En jullie zult dan veel te vertellen hebben! – Als we terugzijn van Soerabaja gaan we hard piekeren over de verandering van ons huisje. Wees niet ongerust we zullen geen uitgaven om jullie maken, alleen zoveel mogelijk plaats- [2]ruimte trachten te maken. Jullie zoudt best samen hier kunnen, maar het is fijner als we steeds één van jullie bij ons hebben, en niet een poosje zonder hoeven te zitten. Eerst maar Moeder bij Anneke en Vader bij ons! (Een Trojaan juist; een Griek!!) of andersom), zoals Vader’s “Ome“ en Moeder’s Natuurkunde (?-)onderwijzeres zei, wat een pret! – Als Soerabaja maar eerst achter de rug is. Ik heb 2 dagen een naaister om 5 onderbroekjes voor Hok te maken, van drill[1]. Ik heb ze zelf geknipt en Hok vindt ze heerlijk koel. Hok had vroeger zulke hemdjes en toen ik dit goed erbij kocht, heb ik dat oude hempje in de winkel laten liggen. Hok geneert zich om het terug te vragen! en zo is het gedoemd, weet ik het wàar terecht te komen. – We weten nog niet wat we met Mamma doen, zolang we naar Soerabaja zijn. Ze is nogal veranderlijk. Het ene ogenblik wil ze wel alleen hier in huis blijven, het andere is ze doodsbenauwd. Ze slaapt met de lamp aan, omdat ze het in ’t donker zo griezelig vindt. En dát terwijl wij thuis zijn; hoe kan ze dan alleen? – Ze is alweer een stuk opgeknapt. De hoogtezon doet haar erg goed en ze heeft voortdurend honger; maar ondertussen last van zure oprispingen. Ik heb al gezegd dat het wel lijkt of ze zwanger is! Oergrappig, n’est-ce pas! – Gisteravond droeg Anton Verheyen van de Volksuniversiteit, Adam in Ballingschap voor. Pierre Smit hield een keurige boeiende inleiding. Ongelooflijk enthousiast is hij over Vondel, die vroomheid is ook echt Pierre’s sfeer. Het was werkelijk een mooie voordracht. Het minst vond ik de samenspraken van Adam en Eva, hoogdravend en zoetelijk; Lucifer erg goed. – Is hij in Holland eigenlijk een bekend toneelspeler. Ik verbeeld me dat ik hem weleens gezien heb maar niet in een hoofdrol. – Cor Ruys geeft deze week zijn afscheidsvoorstelling. Hij schijnt eindelijk een goed stuk te geven, in plaats van dat hij dáár nu mee begonnen is. Hij zal nu zeker niet zoveel publiek meer trekken. We weten nog niet of we gaan. – Zondag zullen we vast A.’s [3] verjaardag vieren, nu we op 6 mei in Soerabaja zitten. We hebben een beeldig zaketuitje voor kam en spiegel voor Anneke gekocht. De kam met zilverbeslag, net zoiets als mijn zakkam. Dit was haar wens. Verder heb ik nog een klein zijden keepje voor haar gemaakt om de baby op zijn (haar) mooist aan de grootouders te vertonen! – Vast bedankt voor het goed van het Indanthren huis dat in A.’s pak zal zitten. Ik hoop van harte dat je nooit meer stokvis samen met iets anders zult verpakken. Al een maand lang heb ik de zij voor Dien’s tafelkleedje in een doek in de zon gelegd, maar nog steeds is de lucht er niet af. De jurk is ook op een afstand te ruiken ondanks de Maja zeep. Hopelijk gaat het toch nog over. – We hebben net een nieuwe hoed voor me gekocht. Diegene, die wij vlak voor ons trouwen kochten, is nu toch al wat minder fraai. (Em, weet je nog van “ik zoek met mijn lantaarntje”, en dan: een vrouwtje dat “2 jaren doet met ene hoed”!) Dit is een hemelsblauw klein dopje, allernieuwste mode, moet veel haar uit komen. Samen met Hok gekocht. Ik durf nooit meer alleen wat te gaan kopen voor m’n kleding, ik koop per se iets waar ik later spijt van heb. Vroeger deed ik wel voordelige boodschappen hè! Je ziet hoe je “verzwakt” door het huwelijk! Of komt het door het Indisch klimaat? Komt en ondervindt! Dit is geen “frase” meer! Wat een engelen die Cannegieter, van Poelje, van der Meulen, omhels ze van ons! Zit Jan Taas eigenlijk niet meer bij jullie? –Houw heeft zo goed als zeker zijn aanstelling als leraar aan de Middelbare Landbouwschool, hij vindt het heerlijk. We zijn er erg blij om, dat hij niet werkeloos zal hoeven te worden. Het is nu alleen beroerd dat de rijstpellerij van Ho zo beroerd gaat, en dat hij geen notie heeft van handeldrijven. Hij mist de energie ervoor. En wat kan hij nu voor een baan krijgen, alleen met eindexamen H.B.S., [4] salaris hoogstens ƒ 180.-, en 4 kleine kinderen. Enfin, we hopen maar weer het beste. – Vragen jullie Mevrouw Schüller of ze niets heeft mee te geven voor Jan. Ze wonen niet zover van hier. – Verder schrijven we per vliegbrief alles wat bij ons stuk is. – Mevrouw Meyer Groeneveld is met de vorige boot vertrokken. Zien jullie kans haar te vertellen dat ze vóór 10 juli mijn horloge aan jullie stuurt, als het tenminste weer heel is. Als jullie vindt dat het horloge weer naar de “Tijd” gestuurd moet worden, dan kun je haar dat direct naar Hilversum, naar Willy schrijven, want daar gaat ze direct van boord heen. Heeft de “Tijd” eigenlijk garantie gegeven, nee hè? Als hij het voor niks doet, dan graag! – Jullie krijgt nog een grote bagage alleen aan glaswerk van Anneke en ons. – Zus Rempt heeft de vorige mail al haar moeder bedankt voor haar engelachtig geschenk; dus je ziet we konden onze mond niet houden. Zus is er erg verrukt over, dus gelukkig dat we het vertelden. Ze vindt het ook leuk dat ik eerst een week alleen kom, dan kan ik haar mooi met de toebereidselen helpen, hors d’oeuvres maken!! Ons vers voor hen bestaat nu uit 5 coupletten, voldoet ons alleen nog niet. Hok zal alleen geen minuut meer hebben om er verder over te piekeren, vóór we in de trein zitten. Maar dan ook 12 uren! – Wat merkwaardig wat die helderziende van Opa vertelde, je ziet hem langs de “diek” gaan en over de ophaalbrug, hoe is ’t mogelijk. Het is toch in elk geval, wanneer het op telepathie berust, wel een heel diepgaand gedachtelezen, daar Moeder niet aan Opa en Grouw dacht en ook niet aan ’t Ziekenhuis. – Wat fijn dat jullie me niet te dik vindt op de Rempten kiek! – Wat een rust: geen kraampjesdag meer! Anders een strop voor de Vereniging! Zouden ze nog de helft verdienen?! – Katy Kunst is diep wanhopig over de salarisvermindering, ze hebben hun logees afgeschaft, Goddank! – Heleentje Rauws gaat pas 4 augustus van hier.

Dag Eida tot 30 juli!!!!!! [5]

HOK

28 april 1931.

G. Wat een buitengewone verrassing kwam met de laatste vliegmail! Wij zijn er erg blij mee en kunnen er geen bezwaren tegen hebben. De argumenten die u aanvoert om dit jaar te komen, zijn zeer krachtig. Waarom zoudt u ook niet gaan, wanneer er zich niets tegen verzet; zo kunnen we uit het negatieve geredeneerd, uw besluit nog versterken. Hoe we het logeren zullen regelen is van later zorg; in elk geval kan nu al gezegd worden, dat ook al konden A. en Th. u niet bergen, wat zeer onwaarschijnlijk is, wij voor 2 personen slaapgelegenheid hebben. Dus in een paviljoen of pension zal u zeker niet hoeven! Wat ook zeer ongezellig zou zijn. Financiële bezwaren bestaan er van onze kant evenmin. U komt juist in de droge tijd, dan kunt u ook eens het genoegen smaken, weken achtereen geen regen te zien. Warm is het dan niet, d.w.z. het zal ’s ochtends fris zijn en ’s avonds lekker. U zult de zwoele tijd zoals dat in de kentering het geval is, niet meemaken. Jammer dat Emma niet meekomt. Voor haar hebben we ook plaats. – We zouden vandaag de lange rok van Eida kieken, maar er is niets van gekomen, door allerlei boodschapjes, die we doen moesten, omdat ik de 5e aanstaande weer op dienstreis ga. Het zal dan naar een klein vissersplaatsje, tevens badplaats zijn, in het zuiden van de residentie Kediri, aan de Indische Oceaan. Het kon gelukkig gecombineerd worden met de vakantiereis naar de Rempten. – De reis kost me bijna niets, omdat ik 1e klas reizen mag. [EIDA niet aan Tante Leidie vertellen; maar als we haar bijdrage niet hadden gekregen, hadden we ondanks de dienstreis het toch niet kunnen doen. Dus we voelen ons niet zo bezwaard, dat Tante Leidie ons dat cadeautje geeft, in elk geval zijn we dankbaar.] Maar dat doe ik niet, in plaats daarvan ga ik met Eida 2e klasse, dat scheelt ongeveer 1/3. Eida reist dan direct door tot Soerabaja en ik stap 1 uur voor Soerabaja te Kertosono, uit om de lijn naar de Zuidkust te nemen. Eida komt dan een week te vroeg in Soerabaja aan en ik kom daar de 13e. A. en Th. de 12e. De dienstreis gaat naar Popoh, een plaatsje waar veel haaien zijn, met mooie omstreken, maar zoals alle kustplaatsen met veel malaria: elke dag een lepel ketjap (soja). Ik stel me van deze reis heel veel voor; logeer dan in een passangrahan, d.z. slaaphuizen, zeer primitief ingericht voor ambtenaren die het binnenland in moeten. Het is natuurlijk veel gerieflijker dan de [6] gewone wijze van reizen, zoals de meeste geologen doen. Desondanks zal ik een uitrusting meenemen, die berekend is op het allerprimitiefste, d.w.z. meenemen van veldbed, huisjongen, proviand, etc. dan ben je op alles ingesteld. – Van het bezoldigingskantoor is er bericht gekomen dat er geen bezwaar bestaat om mij 14 maanden meer voor praktijk te geven, dat wil zeggen, dat ik, mocht dit door de regering bekrachtigd worden, nog ƒ 700.- in handen krijg en dat mijn eerstvolgende opslag al in februari ’32 komt. Dan zou ik nominaal ƒ 600.- per maand verdienen; hiervan gaat nog de beruchte 10% af. –Onze kokki heeft met ingang van 1 mei haar dienst opgezegd: de juiste reden is ons niet bekend. We laten haar pas de 4e of 5e wanneer we zelf op reis gaan, vertrekken. Het is jammer dat ze verdwijnt. We vinden het erg jammer én om haar eerlijkheid én om haar kookkunst. Erop aandringen dat ze blijft, doen we niet, omdat daardoor de mensen – indien het wat zou geven – erg ongezeglijk worden. Mijn moeder is nog altijd hier en nog altijd onder behandeling van een dokter, die haar om de twee dagen injecties geeft. Het is jammer, dat ze zo weinig ontwikkeld is: van conversatie is meestal geen sprake. Vader zal zijn Maleise kennis kunnen tonen, wanneer u hier bent. – Onze Hans is nu een grote poes, die allures heeft van een hond. Met alle genoegen wandelt hij met ons mee; elke boom waar we langskomen, moet hij beklimmen. Op straat wandelt hij met een zeer dikke staart, ik geloof dat het zijn ijdelheid is nl. om er mooier uit te zien dan die al is, door een pakje aan te trekken van een angorapoes. Zo ziet u, dat er in de poezenwereld ook plaats is voor mode. – Verder hebben we in huis nog 4 goudvisjes: echte Chinese met sluierstaart, die mijn moeder meebracht. Zij zijn al net even verwend als de poes. Brood eten ze wel, maar al heel gauw beginnen ze ermee te spelen: inslikken, weer uitspuwen. Ik weet niet of ze eens niet van tijd tot tijd vlees moeten hebben. – Wat Tek Bheng scheelt, weten we ook niet. We hebben elkaar zeker een jaar niet geschreven. Hij had indertijd ook al mythische neigingen, maar sprak er niet veel over. [7] Met mijn werk schiet het matig op, ik schijn nu een vakantie nodig te hebben. Ik moet er eens weer stoom achter zetten: geleidelijkheid schijn ik nog altijd niet te kunnen leren. Heeft zijn vóór en zijn tégen! – Wat bijzonder van die helderziende. Al was het slechts telepathie, maar daarmee is nog niets verklaard. Alleen een naam, een rubriekje waarin we een verschijnsel hebben ondergebracht, zonder het fond ervan te begrijpen. Tante Jenne heeft wat dit betreft met haar “och, ze willen ’t zo graag geloven”, weer eens blijk gegeven van tante Jenne te zijn. De afstand heeft mij nog niet nader tot haar gebracht!!! – Hoe gaat het nu met de voet en met Murks Jansen! – We hebben de Rempten verteld dat Tante Leidie ons geld heeft gezonden, met het verzoek het Tante Leidie niet te laten weten, dat ze het weten, met het gevolg, dat met de eerste beste vliegbrief Annetje haar moeder haar blijdschap schreef. – Onze buren vertrekken binnenkort. Wie volgt? – Bedankt voor uw dronk op mijn welzijn in City op mijn verjaardag. Het volgend jaar kunt u zich beter indenken hoe wij het hier vieren. [8] Inderdaad schijnt virulentie niet juist te zijn gebruikt. Degene die hem voor het eerst bezigde, heeft het in latere publicaties niet meer gebruikt. –

Dag Hok.



[1] “drill”: zeer dicht geweven katoenen keperweefsel (P.H. Vos, P.H. Vos, H. v. Lieshout “Textiel” pag.  869, 1988) 

Details

  • Plaats: Bandoeng, Berlageweg 3
  • Auteur(s): Eida, Hok
  • Pagina's: 8
  • Soort: Brief, gelinieerd papier
  • Bijzonderheden: Pag. 5 op briefpapier Hok.