HOK
± 150 mijl van Sabang, den 3den juni 1929
Geliefden,
Sedert twee dagen hebben we de pen laten rusten. En nu naderen we Sabang, voor zeezieken het beloofde land van vaste grond. Onze vorige brief uit Colombo was enige uren te vroeg afgesloten om u nog ons beklag te kunnen doen over de Indische Oceaan, die dien avond weer begon te spoken. Het was erg naar en Eida kroop maar direct in haar bedje. Die avond werd wel het hoogtepunt bereikt. Hoe meer we het land naderden, hoe enthousiaster de boot begon te dansen. Als een schroeflijn [Tekening schroeflijn] ging de maag door de ruimte. En toen we de volgende morgen om 6 uur wakker werden, lagen we rustig en wel in de haven van Colombo. Tegen het havenhoofd zagen we de golven branden, wat niet veel goeds voor de middag voorspelde, maar komt tijd komt raad en we gingen naar wal, om een autotochtje te maken door Colombo. Indruk: vieze, vuile, smerige stad. Warm. Met weemoed dacht ik aan het schone Papaverhof, waar geen vuil op de keien te vinden is. De Europese buurten waren ruim gebouwd, bijna zoiets als de nieuwe buurten van Batavia. Een Boeddhistische tempel zagen we: helemaal niets imposants, zoiets wat je gemoed tot overpeinzing brengt, maar irriterend door de volte, volte en nog eens volte. Overal muurschilderingen, in éénzelfde kamer [2] van niet veel groter dan onze huiskamer: een liggende, een staande, een zittende Boeddha. Je werd kribbelig van het overdadige detail, in primitieve stijl getekend. – En dan … overal jochies en mannen die ons wenkten en zeer opdringerig onze aandacht trachtten te wekken om ons tot bezoek over te halen van hun tempels. Klein Port Said, maar niet minder opdringerig. – Overal klappertuinen, vies en nogmaals vies. Toen als pièce de résistance naar Mt Lavinia, een uitspanning, vlak aan zee, op hoge rotsen, waarvoor het vlakke strand met klapperbomen even boven de vloedlijn. Klapperbomen zullen we overal zien, op alle kleine eilanden, het is een kustplant bij uitstek. In dat uitspanninkje: er is een groot hotel bij, zagen we de kelner die op Anneke’s kiek stond. En daarbuiten krioelt het van kleine jochies, die de portieren van je auto open doen en weer sluiten, waarna ze naast je lopen al mompelende en al pratende en je aankijkende; je verstaat soms een en ander van hun gesprek en dat is dan meestal: master en money. Op het strand liggen vlerkprauwen [Tekening vlerkprauw], die voorzien zijn van twee drijvers opzij (=vlerken) om de stabilisatie van de boot te vergroten, wat zeker niet overbodig is, omdat de branding op de kusten groot is. Wie naar dat strand wil zal zeker enige malen horen roepen: This way… alles om een fooitje. Zelfs de toiletwachter riep ons: This way, alsof we niet zelf konden weten, wanneer we that way moesten. We bleven doof voor al dat gezanik. Het was werkelijk onuitstaanbaar zoals in alle plaatsen waar [3] veel dagjesmensen komen. We maakten een kiek met een paar van de zwarte jochies: het zijn Singalezen[1] of Klingalezen, en dat kostte ons weer een fooitje. Alles kost wat, zelfs de pret die je hun gunt om door ons vereeuwigd te worden. In de tempel kostte het ons een Roepie per persoon, voor de “uitleg” van de gids. Die gids zei niets anders dan: schoenen uit, dat is de liggende, dat is de staande, en dat is de zittende Boeddha. En op mijn vraag, waarom alledrie in een gebouwtje werden gezet, of dat ook een betekenis had, volgde hetzelfde antwoord. – Het Boeddhisme heeft precies dezelfde instellingen als de R. Kath. kerk: sacramenten, bidden, priesters die in geel zijn gekleed en keurig met hun bijbel in de hand wandelen. In die tempel was een pagode waarin het haar van Boeddha, daarbuiten was een boom waaronder Boeddha zou hebben gemediteerd en Boeddha is nooit in Colombo geweest. “De mens wil bedrogen zijn”! niet veel beter of slechter als de instellingen en hulpmiddelen van de R. Kath.!
Toen weer naar boord. De boot zou om 11 uur vertrekken, en vertrok ook om 11. En angstig keken we naar de golven die schuimspattend over de pier sloegen en we keken naar de wolken die wild ronddreven, naar de kopjes op de golven. En daar waren we weer buitengaats, al schommelende en dansende! Sinds Colombo is Eida niet meer in de eetzaal gekomen, ik ben er nog niet achter wat er de reden van is. Gezien de hoeveelheid eten die bij haar gebracht wordt, en gezien de lege bordjes die er weer vandaan komen, [4] gehoord de angstkreten, die ze uitstoot, wanneer na zulk een karig ziekenmaaltijd, ik een schijnbeweging maak naar haar maag, is mijn conclusie, dat zij rust zoekt om naar behoren te kunnen eten. – En zo schommelen we verder, Eida liggende op de dekstoel, denkende aan Sabang, waar we morgenochtend vroeg zullen aankomen en waar een voetbalwedstrijd gehouden zal worden tussen een passagierselftal en een bemanningselftal. En Eida is blij, dat we al zover zijn. Weldra zullen we de Indische Oceaan vaarwel zeggen en de rustige Straat van Malakka ingaan. Dan is het uit met de deining. – We hebben nu hele gesprekken gehad met de familie Brandts. Hij is een zeer belangrijk man, zit in allerlei erebaantjes, geweldig ontwikkeld, van zeer goede komaf, z’n vader was met Thorbecke raadsman van Willem III. Z’n vrouw is een baronesse. Dus u ziet, wij kiezen met zorg onze kennissen uit. Ze zijn zeer vriendelijk voor ons en Eida heeft al lang hun hart gestolen. –
EIDA
Geliefden – Als jullie deze brief krijgen, zal het net ongeveer jullie verlovingsdag zijn, die we zoveel jaren met ons vijven vierden. Het is zo prettig zoveel gedenkdagen te hebben, dan weet je dat we dien dag allen aan hetzelfde denken. M’n “Zuster van der Laan” en wij drieën (Thijs hier ook onder!) zullen zeker enige gedachten, woorden en dronken zijn [”zijn” dat schreef Hok hoor!!] [HOK maar niet zonder reden, ik houd zoveel van cocktail] misschien, wijden aan de heerlijke gedachte dat onze ouders die dag des te vreugdevoller konden gedenken, wetend dat wij vieren gelukkig zijn, jullie voorbeeld nagevolgd te hebben! – Dus vannacht zoals we in Holland zouden zeggen, maar morgenvroeg om 4 uur zoals het hier heet, zullen we weer stil liggen en niet meer de speelbal van de golven zijn, zoals nu nog steeds. Ik zal weer even het denkbeeld dat Hok van me gaf recht te maken. Inderdaad [5] was ik er de avond voor Colombo erg naar aan toe, maar de dokter had heel plezierige zeeziekte pilletjes, en de volgende morgen, hoewel met veel moeite, vermande ik me in een hobbelig motorbootje over te stappen en vandaar me in een auto te vlijen, waar Hok op het goede idee kwam me naast de chauffeur te duwen, al was het tot diens zeer grote verwondering. Mijn indruk van Colombo is wel heel anders dan die van Hok. De vuilheid viel me niet op, des te meer alle vreemde mensen, allemaal heel donker en de mannen bij voorkeur lang zwart krulhaar, op de manier als wij vlechten los dragen, dus fijn krullend. Ze lopen allemaal heel fier rechtop, speciaal zeker, om dat haar uit hun gezicht te houden, dat feitelijk te warm is voor het klimaat. Als kleding dragen ze over de borst onze oude bordendoeken: nl. wit met een rode rand. Sommigen dragen die ook over de schouder geworpen, net of ze voortdurend een handdoek bij zich hebben om zich steeds weer af te drogen. De wijken waar we eerst door reden, leken wel uit niets dan winkeltjes te bestaan, en onze chauffeur wees ons op alles wat er Hollands was, dacht dat we uit puur chauvinisme, elke Oud-Holl. kerk wilden gaan bezichtigen! De Europese wijk is schitterend, grote villa’s en tuinen vol bloemen, veel grote gebouwen, nl. de clubs van de verschillende nationaliteiten, scholen en veel tennisbanen, een heel groot renpark: er wonen nl. veel Engelsen. In Mont Lavinia zat ik voor het eerst weer op een vaststaande stoel, ik zal hem eeuwig gedenken! Grappig dat we “Anneke’s kelner” ook zagen met die beeldige kam door z’n haar. De zee spoelde aan onze voeten en ik beminde hem weer, het is zeker “liefde op afstand”! Hok kiekte me temidden van het edele echtpaar Vonk, één van onze conversaties, d.w.z. [6] wij laten hen van ons leren! Zij spreekt namelijk haar man nooit tegen! Hok en ik geven dan aan tafel een voorstelling, zodat ze misschien denken dat wij nooit wat anders doen dan gekheid samen maken! – Nu nog over de zogenaamde vele lege borden die Giman, onze djongos, weer mee terug zou genomen hebben de laatste tijd. Er is niet veel van aan, want vandaag voor het eerst at ik weer matig veel, de vorige dagen sliep ik liever! [HOK: matig is hier als verzwakkend bijwoord zeer juist. Matig is namelijk zeer relatief, en zeer afhankelijk van de persoon die dit woord gebruikt. Wat Eida matig noemt, noem ik bijzonder.]
– Een echtpaar Rensink, dat veel samen is met de Brandts-en, begint ook notitie van ons te nemen. Gister kwam Mevrouw opeens bij me zitten en vertelde van Indië. Ze zei dat ze het eerst naar gevonden hadden van onze verbintenis, maar toen ze hoorden dat hij gestudeerd is waren ze al minder ongerust en nu is die wel helemaal geweken, geloof ik, want: uw man houdt erg veel van u, zei ze!! Hoe vind je dat de mensen zich zo met je bezig houden! Gisteravond zaten we met ons vijven, terwijl Mevr. Brandts bridge concours speelde en ik leerde het gezelschap “duimen” dat veel opgang maakte! Ze boden me een cocktail aan en ik kreeg ook het recept van onze mooie “shaker”, hij heet “Prince of Wales cocktail!” – Hok en Meneer Brandts kunnen het erg goed samen vinden – We hebben ook nog een echtpaar gevonden van onze leeftijd, zíj was me al direct opgevallen, maar ze ligt voortdurend in bed. Ze lijkt me erg aardig, komt misschien ook in Bandoeng, maar ik sprak haar nog niet alleen, want Lucie Hovekamp, die Annie de Jongh ons op ons dak stuurde, plakt er voortdurend bij. Een heel ruw meisje. Op het gemaskerde bal typeerde ze zich goed met ”apache” (een mannelijke!) Hok kan niet over zich verkrijgen, een woord tegen haar te zeggen, wat gelukkig hielp om haar op [7] een afstand te houden! [HOK Ik ben tegen haar zeer onhoffelijk, maar tegen haar is er geen ander middel]. –
Vanavond is er groot gala afscheidsfeest, nu zullen we weer eens toiletten zien. Als ik aan tafel kom (het schommelt nu nl. zo in de eetzaal) zal m’n ondertrouwjurk mee- pronken, en Hok in smoking – wat een feest! – Vanmorgen lag ik met een plaid over me heen (ik lag nl. op de tocht en had weinig aan!) alweer een stijlfout volgens Hok, inderdaad lachte iedereen omdat ik het koud had, zelfs de kapitein kwam vragen wat me wel niet scheelde! – Mevr. Rensink vertelde dat ik er zo naar had uitgezien dat ze “iets anders” gedacht had dan zeeziekte!! Ik hoop maar dat ik na Medan p.f.[2] word. – nauw had ze de woorden gesproken of ze merkte dat de wens overbodig was. Enfin – ik heb het getroffen na de Indisch Oceaan en vóór Batavia! Veel dank voor de briefkaart, erg dol. Ook wat van Anneke, Henk, kaartjes van Rein van B., briefkaart van een dokter die Hok kent, Chinees. Dag hoor, we gaan aan wal – deze pen is me te machtig!
Hok en Eida.
HOK
Zijn sinds ons opstaan in de haven van Sabang. Niets dan overdadige plantengroei. Mooi. Snikheet, want het is al 9 uur. Vertrekken over anderhalf uur.
Dag. Dank voor de briefkaart.
Eida en Hok.