HOK
9-5-33. G. De post merkte de vorige week, dat onze 3 velletjes + enveloppe + postzegel tezamen 6 gram wegen. Zoals gewoonlijk hadden we voor 5 gram gefrankeerd. De post was zo coulant het te weinige voor te schieten zonder strafport. Ik ben nu maar van plan om de brieven weer te tikken omdat dit zuiniger is en ik dan op ¾ vel evenveel kan zeggen als op een heel vel handgeschreven. Axel heeft soms last van spijt. Op sommige ogenblikken van de dag is hij ontevreden als hij op zijn buikje gelegd wordt. Draaien we hem om, dan is het weer niet goed, totdat hij eindelijk ook spijt krijgt van de last die hij zijn verzorgers veroorzaakt en dan maar gaat slapen. Hij is al zeer bij de hand. Hij doet al reuze verhalen, vooral wanneer hij daartoe aangemoedigd wordt. Het is net of hij je probeert na te doen. Als ik tegen hem fluit gaan zijn lipjes in een fluitstand, praten we tegen hem, dan gaan de kaakjes op en neer. En kraaien doet hij al sedert geruime tijd. Verder is hij erg bewegelijk. Twee ondersnijtanden sieren al zijn mondje. Erg vroeg. Eigenlijk een gunstige omstandigheid, omdat hij er nu nog niets van merkt. – We hebben al een box voor hem besteld. Hij maakt nog wel geen aanstalten om te kruipen, maar dat kan al heel gauw komen. – We hebben weer een volle week achter de rug. Zondag zijn hier de voormannen van de Chinese padvinderij geweest, die mij verzocht hebben om leider te worden van de voortrekkers, dat zijn de padvinders van boven de 18 jaar. De bedoeling van deze groep is om de jongens langzamerhand in te leiden in de kille[1]. Wat ze thuis aan geestelijke steun of voorlichting missen, moet hun de voortrekker-leider geven. U begrijpt welk een verantwoordelijkheid hieraan vastzit, en wat er van de leider aan ervaring geëist wordt. Ik ben waarschijnlijk in dit opzicht nog niet rijp genoeg, maar zo mag ik t.a.v. de Chinese maatschappij niet redeneren. Wanneer ik dit leiderschap zou aannemen, dan is het in het besef van “faute de mieux” en “to make the best of it”. De Chinese jeugd heeft zo’n voorlichting absoluut nodig, omdat de Chinese ouders op een heel enkele uitzondering na, niet berekend zijn voor hun taak als opvoeder. Ze missen de nodige ontwikkeling om de jeugd in deze zo moeilijke overgangstijd van conservatisme naar het moderne voor te kunnen lichten. Ze hebben werkelijk geen begrip van de noden van hun kinderen. Hier in de koloniën zijn deze problemen door het zeer innige contact van oost en west, door het rassenvraagstuk zoveel gecompliceerder. En voor mij persoonlijk zou zo’n positie ook niet zonder waarde voor zelfopvoeding zijn. Want je hebt er te maken met dat deel der jeugd, die naar iets hogers streeft. Je moet zelf met de problemen in het reine komen. En het behoedt je voor zelfgenoegzaamheid. Eida kreeg van één der meisjes, waarover ik in één van mijn vorige brieven schreef, een lange brief, waaruit ten duidelijkste dat gemis aan begrijpende steun bleek. – De moeilijkheden der meisjes zijn gedeeltelijk terug te brengen tot de steeds sterker wordende wens tot emancipatie. Betsy Thung lijkt mij niet de geschikte persoon te zijn om hun te helpen. Zij stelt de man als tegenstander der vrouw. Zij schijnt uit het oog verloren te hebben, dat man en vrouw te zamen een eenheid vormen, die niet zonder elkaar kunnen. Deze mijns inziens verkeerde doelstelling van Betsy veroorzaakt onnodige complicaties. Gisternacht tot half 3 gefoven bij een officiersfamilie, wier dochter trouwde: Fam. Bijl de Vroe. Veel goudgekraagde en ge-sterde heren; veel zwier en geschitter, maar helaas de zon van het jolijt scheen niet. Dan deden wij het anders! – Deze en nog vele andere dingen vulden onze week.
Dag Hok. [2]
Wellicht is het mogelijk beide kanten te betikken. Zoals u merkt, word ik hoe langer, hoe sterker tot de Chinese jeugd aangetrokken. Ik en natuurlijk ook Eidje, hebben dikwijls medelijden met hen. Het is alles nog zo weinig aangepast aan de moderne tijd. Hoe het is te staan voor problemen, die ons boven het petje gaan, maar die opgelost moeten worden en dat zonder berader[2], heb ik aan den lijve ondervonden. Ik geef toe, dat deze toestand ook zijn voordelen heeft, maar de nadelen ervan mogen niet over het hoofd gezien worden. In een ideaal gezin worden deze door de ouders voorkomen, en de voorwaarden om het leven van de zonnige kant te zien worden er des te gunstiger door. Ook werd ik gepolst om zitting te nemen in het werkcomité der werkelozenzorg. En niet minder dan als voorzitter – lach niet! Hiervoor ben ik nu de allerminst geschikte persoon. Ik acht het dan ook onwaarschijnlijk dat ik dit baantje, dat goed opgevat, geen sinecure is, zal aannemen. Bovendien is het probleem, hoewel acuut, voor de Chinese maatschappij niet van zo’n groot belang. Het is acuut voor de slachtoffers van de crisis alleen.
Van de familie Rempt hebben we nog niets gehoord. Ook Jan Erik heeft ons niets naders geschreven. – Onze nieuwe kokki heeft mijn hart reeds van de eerste dag gestolen. Nu eet ik tenminste met plezier. Ze is een echte kokki, terwijl onze vorige zich daarvoor uitgaf en in werkelijkheid alleen maar wassen kon. – Op ons erf heeft zich een huwelijksdrama afgespeeld. Onze wasbaboe is na twee weken trouwen reeds door haar man verlaten. Hij is loper bij de melkcentrale. Elke dag brengt hij ons de melk. Blijkbaar dacht hij, dat onze baboe, die een gouden ketting en een gouden speld heeft, erg rijk is. Vandaar dat hij haar het hof heeft gemaakt. Waarschijnlijk kwam de grote teleurstelling toen hij in de gaten had, dat zij bij ons maar ƒ 7.50 verdient. Hij is nu onvindbaar met achterlating van een schuld van ruim ƒ 11.-.
Moeder, bent u nog geabonneerd op de Vrouw en Gemeenschap. Zouden we dit maandblad van u geregeld kunnen krijgen, wanneer u het zelf niet houdt. Anders zou ik u willen verzoeken voor ons een abonnement te willen nemen. Er staat zoveel lezenswaardig in.