1931-12-28/12-29

EIDA

28-12-‘31

Geliefden –

Jullie pak kwam precies de dag voor Kerstmis, reuze! Ik had eerst een volmacht van Thijs op zegel moeten halen om het te kunnen krijgen nu jullie het toevallig net naar hun adres gestuurd had. Een zalig pak, zeg! Het enige bezwaar is, dat jullie het vers ook al naar Anneke gestuurd hebt, zodat dat nu in Pontianak zwiert, terwijl Anneke natuurlijk erg naar het pak verlangt en ik me een ongeluk prakkiseer voor wie wát is! In elk geval heb ik de ketting voor mij ingepikt, wat een schatje! Ik moet er nodig een jurk bij kopen! De gilette-mesjes heeft Hok in dank alvast op de wastafel gelegd en de pot Marmite is ook hier gebleven. Ik hoop maar dat dat de bedoeling was. Het marsepeinen spek is zeker voor Thijs, dachten we en de worst dan voor ons en de varkenskluif voor Tommy nog. Goed geraden? Fijn die Liemsta en het toppunt van heerlijkheid: de hempjes en broeken! Ik bezat 1 hemd, dat Moeder mij toen in aug. gaf, wat een weelde nu. Nu kan dat ene in de was!! Bah, vies hè Paatje! Ik had zelf net een zijden directoire gemaakt, heel keurig!, en nu 2 erbij; ik draag nu alleen maar helle kleuren. De kerstkrans bewaren we voor Oudjaar, de speculaas is al half op; evenals de allerverrukkelijkste letter!, en de worst, – dát is nog eens [2] marsepein! Wij waren hier de smaak vergeten! – De rest ben ik bezig in te pakken voor Pontianak, een aardige plaat voor Wytje is dat slapende kind. Ik hoop dat alles met deze boot meekan die woensdag gaat, dan hebben ze het net op Nieuwjaar. We hebben nog niets van ze gehoord, dus zullen ze zeker wachten met schrijven tot ze in hun standplaats zijn, dan krijgen we het wel aan het eind van deze week. Ik ben toch zo benieuwd of jullie ze ook nog persoonlijk per radio gesproken hebben. – Hoe vind je dat de Kerstgroet van H.M. hier niet is doorgekomen, zonde hè. Alle lokaliteiten waren afgehuurd en ieder was vol spanning, maar er kwam niks. Enfin in de krant lazen we, wat ze gezegd heeft. Wat is ze sterk gelovig, merkwaardig. Jullie hebt het zeker wèl gehoord hè, tenminste dat zei de krant. – De eerste Kerstdag ’s morgens zijn we naar het meer van Tjileuntja gegaan, waar Baukje en Egbert logeerden. We hebben bij hun gegeten, verbazend gezellig. Het leuke is dat we alle 4 goed met elkaar kunnen opschieten, ook de mannen. Baukje zegt nu wel jij tegen Hok, maar ze zegt maar steeds niets van “bij de naam noemen”. Zou ze Hok oud vinden of zo? Dat lijkt me nogal overdreven! Wij brachten een plak van jullie speculaas voor ze mee met 2 namaak hulsttakjes. Ik wist dat Baukje het eigenlijk niet leuk vond met deze feestdagen van huis te zijn, maar Egbert had zijn rust nodig. Ze zijn de 2e Kerstdag weer beneden gekomen en toen hebben we gezellig bij ons Kerstboompje met ons vieren zitten praten, terwijl de kaarsjes brandden, en Baukje en ik zongen de Kerstliedjes, Anneke had me ook nog de andere bundel van jullie Kerstliedjes beloofd. Maar ze heeft het in de verhuizing zeker vergeten. – Baukje wil met Pasen met ons vieren de Papandajan opgaan, dat lijkt me erg leuk. Gistermorgen hebben we ook nog met ze [3] getennist en met Henk en Jantje Westerveld – Hok ergert zich dat hij nog niet klaar is met zijn publicatie, maar dat telkens weer nákijken, nu van het getypte geheel, neemt natuurlijk veel tijd. Hij zal nog wel een week nodig hebben. We hebben zo’n schattig Kerstboompje, hij ruikt ook zalig. Op Kerstavond hebben Hok en ik hem samen versierd, met al de mooie dingen die Hok verleden jaar kocht, toen ik nog niet naar de stad kon gaan en met een paar nieuwigheidjes, die ik er nu bij kocht. Het geeft zo’n heerlijke sfeer in huis zo’n boompje, de eerste avond las Hok voor uit jullie mooi boek van “de Kerstnacht” en “Vogel roodborst”. En jullie, wat heb jullie voorgelezen? A. en Th. kwamen net met Kerstmis daar aan. Ze kunnen nu waarschijnlijk wel Oud en Nieuw in hun eigen huis vieren. Ik ben benieuwd hoe de reis Wytje bekomen is. Misschien hoor jullie dat alles al tegelijk met deze mail. Hoe vind je m’n schrift!? “De” vulpen uit Rotterdam is gekomen. Hij schrijft werkelijk heel plezierig, zijn enige bezwaar is, dat wanneer de pen weer droog is, ik hem even moet stoten om er verder mee te kunnen schrijven. Maar het is toch heel wat prettiger dan zo’n kroontjespen, die je als maar in moet dopen. Ze hebben er mij 2 gestuurd, ook een groene herenvulpen, zeker omdat ik zoveel geld had gestuurd extra voor luchtpost en ze het per mail stuurden. Tóch netjes van ze! De postbode zei dat hij de hele dag niets dan vulpenhouders rondbracht!, dus een reuze succes voor die kerels, ook trouwens voor de [4] douane, want er moest invoerrechten voor betaald worden! én nog strafport! Ik durf de pen niet in mijn tas te dragen, Hok zegt dat hij zal lekken bij elke schok. Maar hij ziet er beeldschoon uit –

Maar jullie moet toch even een standje hebben, dat je denkt dat wij een week niet zouden schrijven. Meer dan schandalig eenvoudig. Ik ben nu alleen bang dat onze brief voor Sinterklaas bedoeld ook een week te laat kwam, dat zou ontzettend zijn. Ik sta te springen als de volgende mail komt. Maar het is toch geen manier van doen van de post want de lichting is niet veranderd. En Vader schrijft dat we de banden niet moeten laten verslappen. Het toppunt! Wacht even af, voor je zulke dingen zegt. Punt– basta-o-zo. 

Henk is net hier geweest voor “zaken”. Hij wou alles met Hok bespreken, in plaats van met mij, vind je niet mooi, plechtig! Hij wil ons niet op kosten jagen e.d. Hij is op ’t ogenblik de onrust in persoon, doet vage uitlatingen waar je niets aan hebt, doordat je je ongelukkig voelt omdat je niet weet hoe je hem kunt helpen. Enfin, Riek zal hem wel kalmeren, zij is tenminste evenwichtig. Ze trouwen zowat 10 februari en ik denk dat Riek half januari hier komt. – Jantje Granpré Molière is hier eergister plotseling gekomen. We waren juist even naar de stad, dus zagen we hem niet. Vandaag is hij bij Jan Koch komen logeren, dus zal hij wel eerstdaags verschijnen. Ik hoop maar dat hij alleen vakantie heeft, en niet werkeloos is.

29 dec. – Wel gelukgewenst met onze neef Dirk – en ik geloof dat Liesje gister jarig was, is ’t niet? Heb jullie nog wat van haar gehoord. Ik heb haar dit keer niet geschreven, hoewel ik via Emma (!) weet dat ze ’t verleden jaar wel geapprecieerd heeft. – Onze geliefde Hasan heeft waterpokken – Hok en ik zullen ons laten inenten tegen pokken – hoe lang geleden is het? Dunkt me een jaar of 6, 8.

Dag liefjes. Eida

[Randje pag. 1] 

Henk c.s. kwamen net vragen of we Oudejaar bij hen komen vieren, wel aardig, al zijn we stokoud en bezadigd tussen verloofde paartjes!

Verder heeft Marie Cornelissen, voorheen van de Huishoudschool me hier ontdekt. Ze komt morgen hier, echt leuk.

[Randje pag. 4] 

HOK

Dag. Heel weinig tijd. Schröter raadt mij aan om niet onder de ƒ 100.- per dag mijn huid aan de Petroleum te verkopen. Hoe vindt u dat. Misschien kunnen we u een snoepreisje naar Indië aanbieden. [EIDA minstens!!] 

Hok

Details

  • Plaats: Bandoeng, Berlageweg 3
  • Auteur(s): Eida, Hok
  • Pagina's: 4
  • Soort: Brief, gelinieerd papier
  • Bijzonderheden: Eida schrijft met vulpen
More in this category: « 1931-12-22