1930-11-21

EIDA

21/XI ‘30

Lieve Schatten –

Dit is een belangrijke week!: gister deed ik m’n “eerste schreden” onder leiding van Dr. Kuyer, die me opeens op m’n voeten zetten, waarop ik trots bleef staan. De vorige week “fietste” ik elke avond in bed en kroop naar ’t voeteind om m’n knieën te oefenen. Aldus: ik loop nu, d.w.z. ik doe, gelijk Moeder vroeger op de ijsbaan, ik loop van m’n bed naar de bank en terug. Me aan de muur vasthoudend. Op ’t ogenblik lig ik weer op de bank met klamme handen nog, van de loop inspanning. Het gaat werkelijk steeds beter en zaterdag waarschijnlijk naar huis!!!, na 8 weken hier. Ik ken bijna alle Zusters hier of anders kennen ze mij (pedant!). Vanmorgen werd ik naar de weegkamer gereden en we kwamen veel Zusters tegen, die allemaal even verstomd over me waren dat ik al zo ver was (ik zat rechtop en heb weer kleur!). Het is echt leuk als ze allemaal zo notitie van je nemen en zo met je meeleven. [2] Mijn Zuster, Zuster Valencia (“sinaasappelen, alles kost een dubbeltje”, zingt een mede Zuster), is geweldig trots op me, vooral nu ik veel eet (elke dag o.a. 1 ons lever om bloed te krijgen) en er weer goed uit ga zien. – Ik vergat nog te zeggen dat ik 109 pond weeg, zelfs iets groter ben geworden dan Anneke! De mode zal me nu misschien goed staan!

HOK

Eida kon niet verder met haar brief omdat haar wandeltijd aangebroken was. Fijn, vindt u niet, dat alles nu zo goed vooruitgaat. Ik denk maar niet meer aan die onzalige tijd, nu is alles weer in orde. Zaterdag, althans over een week, komt ze thuis, en dan is het feest. Het is voor mij een ongekende weelde weer iemand thuis te hebben, ik ben nu sinds twee maanden een vrijgezel, maar één die de allures van zo’n vrije niet meer heeft.

Ik herinner me de eerste dag dat Eida weg was nog zeer goed; alles was toen zo ongezellig. Maar langzamerhand ben ik eraan gewend geraakt en nu is het alleen zijn me om het even. Maar prettiger zal het natuurlijk zijn, wanneer [3] het huis weer compleet is.

Zijzelf is zeer opgewekt natuurlijk met dat vooruitzicht; ze doet niets anders dan lachen.

Met mijn werk gaat het zeer goed. U begrijpt, dat de drie weken vakantie meer, me zeer goed hebben gedaan en dat ik nu meer kan verzetten dan vroeger.

Het onderwerp waarmee ik nu bezig ben is dan ook bijzonder mooi en u zult zien, dat het geschriftje dat ik daarover publiceer, opgang zal maken.

Umbgrove in zijn professionele waardigheid schijnt het niet te kunnen aanzien, dat ik deze onderwerpen bewerk. Hij schreef me naar aanleiding van het verschijnen van een mededeling van mij, dat het hem zeer verwonderde dat ik daarin werkte, daar wij toch afgesproken hadden, dat ik me daarmee niet zou bemoeien. Nu wil het geval, dat ik me alle dagen met die onderwerpen bezig moet houden, die die heren proffen en privaatdocenten in Holland als hun privaatgebied beschouwen. Hierover heb ik aan het begin van het jaar gecorrespondeerd, en hen erop gewezen dat het niet redelijk was van mij te verlangen mijn dage-[4] lijks werk niet tot het uiterste te mogen doorwerken. Op die brief ontving ik nooit antwoord, want daarin schreef ik dat, waar het dienstbelang me de taak oplegt dit werk te doen, ik er niet aan dacht dat aan anderen over te laten. M.a.w. jelui mogen me de wet niet voorschrijven.

Nu deze kwestie acuut geworden is, zal ik mijn woordje wel doen en de heren in Holland aan het verstand brengen, dat zij mij de wet niet kunnen voorschrijven. En als antwoord op die onbetamelijke brief, zal ik tevens de betrokkenen een overdrukje sturen, waarvan ze van nijd en jalousie-de-métier groen en geel zullen zien.

Wat een egoïsme bestaat er toch, en in het bijzonder in wetenschappelijke kringen. Dat heb ik al zoveel meegemaakt, dat ik dit alles al voorzien heb, en ik dus ook voorbereid ben.

Dag Hok.

Details

  • Plaats: Bandoeng, Berlageweg 3
  • Auteur(s): Eida, Hok
  • Pagina's: 4
  • Soort: Brief, gelinieerd papier