1946-03-19

EIDA

19 maart ‘46

Mijn lief moedertje –

Wat heerlijk weer steeds die gezellige brieven van je te krijgen en hetzelfde mooie regelmatige handschrift – het is alsof we samen zitten te praten zoals we in werkelijkheid over niet al te veel tijd zullen kunnen doen – Ik durf niet meer te beweren dat we binnen 2 weken bij jullie zijn, want ik zie wel aankomen dat ons vertrek nog even zal duren – Nu zuster Anne ook alhaast verwacht kan worden, is het ook beter dat wij niet tegelijk met haar komen, je hebt al zoveel te verwerken binnen een paar weken – Ik bewonder je zo hoe je al die jaren doorgekomen bent en ook nú nog al het werk doet en zoveel erbij – en dan die kou – Heb jullie nu genoeg kolen? En moet je al je eten dagelijks gaan kopen of komt de groenteman langs? – Moet je steeds voor de kachel zorgen en je potje op hout koken – het is niet te geloven dat je dat allemaal klaarspeelt en dan nog veel aanloop – Heb jullie altijd kunnen verwarmen in die oorlogswinters? – Je schreef een keer of we je brief over de bezettingstijd gelezen hadden, maar we kregen hem niet, ik althans niet; maar eerstdaags kun je me alles vertellen – Voor mijn gevoel hebben jullie het veel zwaarder gehad dan wij – Maar je zult ook wel de Hemel vurig gedankt hebben toen de bevrijding werkelijkheid bleek – wat een gezegend ogenblik als je beseft dat de nachtmerrie voorbij is – je voelt het tot je doordringen en in je hart is alleen nog maar plaats voor intens geluk, ontroering voor dat geschenk van de Vrijheid, het goed dat wij het minst [2] kunnen ontberen – En als je dan nu leest in de kranten hoe weer landen een vijandige houding tegenover elkaar aannemen, dan wordt het je week om het hart om de mensen die weer zo’n ellendige tijd tegemoet gaan misschien – Zou het mogelijk zijn? – Inderdaad is het laaiend vuur nog niet uitgewoed, onze wereld is nog niet op zijn laagste punt van ellende, nog is er lust tot vechten – nu dan dáárna – –  , dán zullen we eindelijk kunnen beginnen aan onze Nieuwe ideale wereld, want die moet zeker komen – Wat denk jij Mam? –

Jij ging dus door de sneeuw naar Bentveld en met succes – wat een genoeglijke beschrijving geef je van je tocht en wat een heerlijk huis lijkt me dat – Ik ben zo benieuwd hoe je het hele stel onderbrengt – Wat een pracht idee van Jup om met vakantie te gaan, maar voor ik dáár ben, is zijn vakantie misschien al om! Wat schattig van hem om dat zo te regelen, zelfs met een dienstbode voor mijn hulp – bedank hem vast voor me –

Maar misschien kan Em er nu van genieten nu wij pas op z’n vroegst in april komen – M’n zaken hier zijn nu vrijwel geregeld en met koffer pakken ben ik al begonnen – 

Ik wil nog met de kinderen naar Hok’s graf ten afscheid – Borromeus is voor ons leven wel heel belangrijk geweest – Vaak is voor mij als iets onmogelijks dat de band tussen Hok en mij zo plotseling onherroepelijk is verbroken, onwerkelijk komt het [3] mij dan voor en inderdaad is die band er ook nog, zijn wezen leeft in mij voort en in de kinderen, zijn ware zelf zoals hij alleen pas die laatste 10 weken zich heeft vertoond – medelijden met mijzelf heb ik nu niet meer, het is van mij afgevallen, de levensvreugd komt steeds meer terug met de genezing van de arm – ik moet me nu toeleggen op het moederschap, moeilijk voor mij, maar wie zou ik beter als mijn voorbeeld kunnen kiezen dan jij – we hadden zo intens contact met je – wat wist je precies wat in ons omging. – Door mijn huwelijksleven dat hoge energie vergde ben ik te weinig op de kinderen ingesteld, te weinig spontaan, ik moet er zo hard steeds aan denken dat ik alles voor ze zijn moet – Maar ze hangen erg aan mij en ik heb deze laatste maanden al wat geleerd. – Met Vader en jou in de buurt zal alles steeds beter gaan en staat een heerlijke tijd ons te wachten – Ik verlang er naar de zware werkjes voor je op te knappen – ik hoop dat we veel voor elkaar zullen zijn –

Wat ben ik dankbaar dat alles met Vader zo goed is gegaan – als hij beter is, zul jij ook de zwaarste tijd gehad hebben –

            Ik omhels je vast in gedachten –

                                                Je middelste

                                                            dochter – [4]

Die Meneer en Mevrouw Wijnne hebben een beetje pech misschien, maar in elk geval zijn het mensen die zwaar aan hun hebben en houden hangen en het verlies van elk onderdeel zwaar tellen. Hok heeft met de oude heer gevangen gezeten en zich erg uitgesloofd extra voeding voor hem, omdat hij Elly[1]’s vader is, op te scharrelen; maar hij vond alles altijd weinig en niet de moeite waard en heeft Hok’s diensten niet in ‘t minst op prijs gesteld, maar alleen gedacht aan zijn eigen narigheidjes –

Wil je m’n zussen ingesloten brieven doen toekomen?

Op 4 maart was Em er nog niet, gelukkig dat Lou jullie liet weten wat de reden was van het te laat komen – Misschien is het euvel van de motorpech wel gauw weggenomen – Je bent zeker erg gehard tegen de kou, heb je het kacheltje de hele dag branden? – Moet jullie dus weg als de Jorissens hun kinderen overkrijgen – Wie weet gaan we dan samen naar Den Haag! – Wat ontzettend van Mieke’s oog, ik kan me voorstellen dat ze liever er niet telkens aan herinnerd wil worden – Met mij is het heel anders, ik ga dagelijks vooruit – je hebt nu zeker ook begrepen dat dat niet op jullie slaat als ik schrijf dat het vervelend is als Jan en alleman zich met m’n arm bemoeit!

En Vader is zeker weer thuis en al wat op? Heerlijk als we jullie gezond zullen aantreffen.

[Randje pag. 4]

Dag omhelsd. E.



[1] Elly Linn-Wijnne, echtgenote van dokter Linn, bevriende dokter in Bandoeng. 

Details

  • Plaats: Bandoeng, Brantasstraat Tjihapitkamp bij Dien en Nico Beudeker
  • Auteur(s): Eida
  • Pagina's: 4
  • Soort: Brief
  • Bijzonderheden: Dubbelzijdig beschreven. Dun, geel papier. Met de rechterhand geschreven.