EIDA
Geliefden,
Vanmorgen kwam jullie uitgebreid telegram, waarop we direct antwoordden door middel van Thijs, want Hok was al weg (7 u.15). Ik hoop dat het het gewenste resultaat gehad heeft en jullie ervan overtuigd heeft hoe uitstekend alles tot nu toe gegaan is. – Gister zijn we weer naar Tjipadang geweest, waardoor we dit keer met de trein kennis moesten maken, daar Ho de auto in gebruik had en we hem niet helemaal hierheen konden laten komen – en “Tante”[1] was met haar auto naar haar broer in Batavia, dus hadden wij ons als eenvoudige mensen te gedragen. En toch zo eenvoudig was het niet eens, want we reisden 2e klasse, waarover we nog steeds meningsverschil hebben want Hok wil voortaan 1e. Het is hier ook heel anders dan in Holland – in de 3e zitten de Inlanders met al hun luchtjes van vis en gebakken rijst en ze eten lustig hun maaltijd, wat ook in de 2e nog voorkomt, zoals A. en Th. ondervonden. Bij ons was er gister gelukkig niets van dat alles, alleen troffen we een Indo-meneer, die geweldig op de Inlanders zat te schelden en naar alle kanten de Nederlanders omhoog haalde en ook de G.G. met zijn richting een lik uit de pan gaf. De man kon z’n mond niet houden en praatte de hele reis door (± 2 uur) en nog wel zo hard dat de hele wagon het moest horen. Om dergelijke vermakelijkheden (no. 1 onderop de lijst!!) te ontgaan wou Hok 1e, wat ook volgens Houw en Ho meer met onze stand strookt! Maar ik heb pertinent geweigerd en hoop het nog vol te houden, vooral ook omdat in de 1e leren banken zijn, die veel warmer zitten dan rieten; Hok voelt zich nu als wijlen senator Cato, Paatje: En toch moeten we 1e klas reizen! Wat is dat in het Latijn?!
Houw kwam gelijk met ons in Tjiandjoer aan en Ho haalde ons even later met de auto. [Hok: hij kwam van Lampegan aan de andere kant van Tjiandjoer gelegen]. Houw is hier ongelooflijk energiek geworden, hij bestudeert op het ogenblik de theefabriek [Hok: theefabricatie] en alles wat erbij hoort om die van zijn nichtjes en neefjes in orde en naar de laatste eisen te kunnen maken. Hij is nu 14 dagen bezig en heeft nu al vele grove fouten in die van [2] zijn familie ontdekt en met aplomb speelt hij daar nu de baas – ik ben razend benieuwd, wat hij ervan terecht zal brengen. – In het huisje van Mamma[2] was geen plaats voor ons, want Ho’s vrouw was nu ook thuis met 4 kinderen en haar moeder (Ho’s schoonmoeder) met 2, ook nog kleine ± 4 en 6 jaar (in die familie [HOK: van mijn twasò = oudste schoonzuster] is het minimum aantal kinderen 10!, de grootmoeder heeft 90 kleinkinderen! Tot het hoeveelste deel hiervan zou jij het brengen Maatje!?)
Wij hebben nu maar gelogeerd in het huis van de Tante, hoewel ze er niet was, en haar schoon- en kleindochter zorgden voor ons. Aan stoffelijke zaken kom je daar heus niet tekort – zoveel eten dat je je er voor 2 dagen tegelijk zou kunnen verzadigen – het geestelijke daarentegen moet oneindig honger en dorst lijden. Houw alleen converseert druk in het Maleis binnen, tapt Soendanese mopjes tegen de bedienden buiten, amuseert ons in het Hollands. Hok en ik zijn voorlopig nog zwijgzaam. Hok omdat hij niet weet wat te zeggen en ik om dezelfde reden en in hoofdzaak omdat ik het Maleis nog steeds niet onder de knie heb, wat al geen nieuwtje voor jullie is! Betsy heeft me geschreven dat ik over “de familie” van mezelf moest vertellen en mijn interesse in hen tonen, maar voorlopig zie ik er nog geen kans toe, ik zou niet weten op wie het toe te passen. Enfin voor zulke dingen moet je de mensen allereerst beter leren kennen, dat is wel overal, evengoed bij je eigen landgenoten, de eerste voorwaarde voor intimiteiten. Als we eenmaal ingericht zijn, zal wel de een na de ander bij ons over de vloer komen. Een kleinzoon van “de” Tante, ± 14 jaar, Tjioen genaamd[3], komt 1 juli hier ergens in huis om op de H.B.S. te gaan, en een neefje van Hok’s generatie, afkomstig uit Tjilakoe, waar de Valse Tante woont, van wie hij een aangenomen zoon is, hij heet Tan Sin Lion [HOK: ook Tan Sin]. Deze was het liefst bij ons in huis gekomen!! Maar daar wij hem niet vroegen ging het niet door, want hij dorst het niet te vragen: de verlegenheid van de Chin. kinderen heeft dan ook zijn goede kanten! Deze Lion gaat op de middelbare school, (een soort Gym), die aansluit op Leiden. Verder wil Mamma eens bij ons komen logeren, maar voorlopig hebben we maar één bed en geen logeerkamer! [3]
Het is wel zielig voor Hok’s Moeder dat ze juist inwoont bij de zoon, van wie ze het minst houdt, Hok moet haar lieveling zijn (natuurlijk!!). Ho is ook niet erg lief voor haar, zo worden mannen tegenover vrouwen, die geen school bezocht hebben en dus in ontwikkeling bij hen achter staan. Bij deze manier van opvoeden – de zoon bezoekt lagere school – H.B.S. – gaat studeren in Holland – de dochter mag hoogstens naar de lagere school – verliest de Moeder alleen daardoor al de gelegenheid om de zoon tot steun te zijn en te helpen in zijn moeilijke jeugd. Als de meisjes een gelijke opleiding kregen zou al die narigheid minder voorkomen. Hok kan nu b.v. niet eens met zijn Moeder praten, ze kunnen elkaars gedachtegang niet volgen. En zo komen we daar alleen om zoals Hok zegt: acte de présence geven en Houw te spreken. Hok doet nu zijn best met Ho in vrede om te gaan en het lukt goed tot nu toe. Toch vind ik Mamma erg lief – ze is altijd zo blij met ons en vraagt steeds wanneer we weer terugkomen. Toch is dat uitstapje niet iets om elke week te doen – we waren beiden doodmoe van al dat kindergeschreeuw en het op visite zitten en waren blij dat we weer veilig bij “Pa van der Laan”[4] waren ondergebracht, waar het heerlijk rustig was. We kunnen werkelijk erg goed met ons vieren, nooit gebrek aan conversatie, we voelen ons hier allemaal thuis bij elkaar, wat op den duur lastig wordt – als ze ons niet meer kwijt kunnen raken – dus komt het goed uit dat zij de 9e naar het Juristen Congres gaan in Batavia, zodat wij dan weg moeten en hopelijk in ons huis kunnen.
Vandaag is onze djongos hier op de proef gekomen – Adi heeft malaria, de stakkerd – hij heeft een vrouw, die kokki en baboe kan zijn, dus dan kunnen ze mooi in onze bediendenkamers samen wonen, als hij tenminste bevalt. Het is voor ons heel gemakkelijk dat hij eerst bij Anneke op proef komt, want ik zou me niet tegen hem kunnen uitdrukken. Het is niet de djongos van Mamma, want die verdient daarbij bijna ƒ 40,- en we zouden hem nog niet de helft kunnen en [4] willen geven, want ze verdienen hier ƒ 17,50. Alzo moeten we dus toch met een nieuwe beginnen, en misschien weet hij al iets van Europese gewoonten af. Ik heb al wel dingen gezien die ik anders zou wensen in mijn huis, maar Anneke zegt dat ze weglopen als je ze wilt verbeteren. Nou ik hoop maar dat we alles in der minne zullen schikken. Het is wel gemakkelijk met 2 bedienden te beginnen – en dat ze je al het werk uit handen nemen, maar ik zou toch ook zelf wel wat willen doen, maar oppertoezicht is toch altijd nodig. Ik denk dat ik langzamerhand pas zal merken wat ik nog zou willen veranderen, als ik eerst gezien heb hoe ze werken. Doodgriezelig om de baas in huis te zijn en alles te moeten beslissen. Ook zit ik nog met het Maleis in m’n maag – Maatje ik bewonder je steeds meer! Bij Anneke gaat alles nu van een leien dakje – ze spreekt en verstaat de mensen hier werkelijk goed, echt kranig. Mevrouw van Vianen is één en al lof over m’n zus! Wap Smit en Trude hebben ons al gesproken over een telefoon, omdat je zo razend “ver” van de stad zit [HOK: 10 minuten fietsen noemen ze hier heel “ver”]. Ze willen hem dan samen hebben. Het kost ƒ 15,- in de maand, dus nogal wat, maar Trude is veel ziek en dan moeten ze de dokter opbellen en voor leveranciers is het ook gemakkelijk. Het nare is alleen dat het toestel maar bij één in huis kan – dus of je krijgt steeds je buren over de vloer óf je moet steeds naar hen toe. We hebben nog niet besloten. Tot nu toe telefoneerden de Smitten altijd bij hun buren en vooral dáárom betreuren ze het verlies van hen.
Leuk dat Dien[5] bij jullie geweest is, ik hoop geweldig dat haar examen goed gaat. Ze schrijft elke mail, reuze fijn – Maatje lief, ik schrijf hier met jouw portret voor me op Thijs’ bureau en dat herinnert me er telkens aan dat je ons ook zo eentje beloofd hebt. Wees zo lief om je belofte zo gauw mogelijk in een daad om te zetten! – Verder zitten mijn benen stikvol muskietenbeten en zijn mijn handen vaak onder tafel omdat ze krachtig tot krabben genood worden totdat één van m’n 3 huisgenoten me verbiedt, wat Hok weer reden geeft om te klagen dat ik meer naar anderen luister dan naar hem! Je ziet we zijn het nog steeds niet voortdurend eens! Dag engelen – ik zou gemakkelijk nog een vel kunnen vullen, maar anders komen andere personen tekort.
Dag hoor, Eida.
[Randje pag. 1]
We zijn per 1 juli in Colombo gekomen, jullie hebt verkeerd gerekend!
HOK
Over het servies! We zullen u hierover de volgende week de beslissing geven. Het is jammer. Ik zit sinds het begin dezer week op kantoor, om me in te werken. Makkelijk gaat het niet, want boeken over mijn vak zijn hier schaars. Mij is een hoop verteld over de slechte samenwerking die hier bij de wetenschappelijke werkers heerst, ik heb zelf al een en ander gemerkt van dien aard, – prettig is het natuurlijk niet. Ik heb de indruk gekregen dat wil men hier wetenschappelijk werk verrichten
[Randje pag. 4]
men heel wat meer moeilijkheden als in Europa te overwinnen heeft. Ende despereert niet.
Dag Hok. Vandaag slechts kort.
[1] “Tante”, weduwe Tan KIat Hong uit Cijoho.
[2] Eida schrijft Màmma dus klemtoon op 1e lettergreep.
[3] Volgens de stamboom Tan Se Kho is er een kleinzoon Tan Tjen Tjoen (zoon van Tan Sin Touw 2e huwelijk) geboren in 1918 die is dus 11 jaar.
[4] “Pa van der Laan” = n.l. Thijs
[5] Dien Burgersdijk (later Beudeker), hartsvriendin Eida uit studiejaar in Leiden.