1929-06-05 / 06-08

HOK

17 u. Z. v. Belawan, 5 juni 1929

Geliefden, We zullen u nu verhalen – niet de bron van alle kwalen . – Maar het verdere van ons dwalen. 

Sabang: een mooie haven tussen groene heuvels; pisang, klapperpalmen, acacia’s, regenbomen met hun donkergroene gebladerte, waartussen tamarinde met lentegroen. Lijkt iets op Bellagio, maar dan door zijn weelderige plantengroei malser. Ook die zalige mist, niets dan Natuur, die zich spiegelt in het blauwe water. Wat een verschil met het rommelige, opdringerige Colombo. Van 8-9 een voetbalmatch tussen bemannings- en passagierselftal, die we geheel en al onpartijdig in onze beddekens niet volgden. De match was reeds door de passagiers verloren 1-0, toen wij aan wal gingen en langs kooplieden met allerlei Europese waar: Eau de Cologne, Coty, scheerzeep etc., – alles spotgoedkoop omdat in Sabang nog geen invoerrechten geheven wordt – en met allerlei vruchten: pisang, ananas, de grote weg op gingen en door een park op een hoger gelegen weg kwamen, van waar een schitterend uitzicht over de baai: een ingezonken krater, een zgn. Caldera. Wat waren wij blij, in de schaduw van bomen te kunnen lopen, gras onder onze schoenen te hebben, steentjes te kunnen oprapen. We wandelden er heerlijk – weliswaar met slingerende zeebeentjes, absoluut overbodig natuurlijk – en gingen later op een bank zitten, ook al weer een genot dat wij niet hadden gehad, waar Eida de gelegenheid kreeg te zien [EIDA: ik was namelijk p.f.] hoe ik met Dr Liem uit de 2e klas, een laantje om ‘t hardst liep, om mijn beentjes los te krijgen. Welk een zaligheid was het! Een tros pisangs gekocht. Jammer nog wat onrijp gebleken. Toen terug naar boord: 11 u. zou de boot vertrekken, maar bleven nog tot 13 u. In die tijd gekeken naar de fauna van de haven van Sabang: heel interessant: zelfs een grote schildpad en een haai kwamen langs het schip defileren tot grote vreugde van ons. [2] Het was een prachtig aquarium. Toen vertrokken en met de kust van Sumatra met zijn prachtige vulkaankegels in de blauwe verte naar het zuiden. ’s Avonds een prachtige zonsondergang.

Langs de horizon in lange banen donkerpaarse wolken met fel oranje randen en daarboven en onder de vuurrode hemel en daar voor de spiegelgladde zee die die felle gloed weerkaatste. Donker in de naar ons toegekeerde golfdalen, oranje aan de andere kant. Nog nooit heb ik zo’n prachtig avondrood gezien, zo vlammend. 

Dat was onze eerste dag in Indië. – Dat terugzien van Indië heeft op mij geen andere indruk gemaakt dan die welke iemand die hier voor het eerst komt, zou hebben.

’s Avonds visite gemaakt bij Ir. Dessauvagie en vrouw, het paartje dat Eida zo aardig vond. Veel gepraat. 

 

Vanochtend wakker geworden voor Belawan. Vroeg opgestaan, want wilden niet door Jan Erik in mijn couchette verrast te worden. Om 8 u. eindelijk gemeerd en wij uitgekeken naar hem en na enige moeite gevonden: hij met helmhoed en onafscheidelijke sigaar. Om 9 u. konden we eindelijk van boord. We moesten zo lang wachten omdat er een heel regiment passagiers van boord moest: 52, alle voor Deli, voor wie een toelatingskaart klaar moest worden gemaakt. Wat een prachthaven is Belawan, althans prachtig in de zin van een grote toekomst hebbend. Toen in zijn auto mee naar Medan. 

Indruk van Jan Erik en To: heel aardig, gastvrij, gezellig; zijn kinderen, vooral de oudste stout, altijd vechten met de tweede, een lieve blonde krullenbol, die onzer beider harten gestolen heeft door zijn goedigheid en zijn flinkheid: absoluut niet kleinzerig. Jan Wim trommelt soms met zijn handen en voeten op zijn rug, geen kik geeft hij. Bij Jan Erik wat Indische vruchten gegeten, waaronder marquisa, een vrucht die ik nog nooit eerder gegeten heb. Om 12 uur zou de boot weer vertrekken zodat we om 11 u. van Medan weggingen.

Medan een zeer ruim gebouwde stad met mooie gebouwen. [3] Weg van Belawan naar Medan is 25 km lang, langs de wegen een overdadige weelde van planten, tjok tjok vol met pisangs, klappers, nootmuskaatbomen in zulk een overvloed en overdaad, dat het ons een drukkend gevoel gaf, zoals we die ondervinden wanneer wij in een zeer dichtbevolkte stadsbuurt komen, waar alles op elkaar gedrongen staat, waar haast geen ruimte is voor de blauwe hemel om op de aarde te kijken.

Zo vol was het: de weelderige tropische natuur! Ik kan me het gevoel van bevrijding voorstellen dat mensen, die weken in een tropisch oerwoud gelopen hebben, krijgen, wanneer zij weer de stralende hemel vrij kunnen zien. –

Toen terug naar boord, met de hele familie, behalve Ineke, een aardige kraaiende baby, die net niet zindelijk geweest was, toen we haar zagen. Aldus was ons eerste bezoek aan familie.

EIDA 

8 juni, 10 vóór 12 v.m. Over 2 uur zullen we dit ons dierbaar hotel (vooral dierbaar tegen het afscheid) verlaten en vóór die tijd moeten we nog lunchen, vandaag om 12 uur en dan gaan we op het sloependek staan turen of we niet een “Grijze Juffrouw” tussen 2 heren zullen zien, zoals ze ons schreef! We varen op ’t ogenblik heel langzaam, omdat de kaptein nu eenmaal gezegd heeft dat we om 2 uur binnen zouden komen, anders waren we er nu al! Hok zegt dat de haven van T. Priok al in zicht is – Maar eerst eten! –

HOK

We zijn terecht. Priok. Dag 

Eida Hok.

Getuigen: [ANNEKE: van de welstand van het paar:] 

[Handtekeningen] 

Anneke  Jan  Thijs  

Emmy Olivier  Tine  Houw

Details

  • Plaats: Aan boord “Pieter Corneliszoon Hooft”
  • Auteur(s): Hok, Eida
  • Pagina's: 3
  • Soort: Briefpapier N.V. Stoomvaart Maatschappij “Nederland”